De Blauwe Duivels in de Vogezen - Chasseurs Alpins

  • by Pierre Grande Guerre
  • 02 Jun, 2019

DUTCH Page - WFA-NL Lezing d.d. 16 april 2016

Voorwoord

De hiernavolgende tekst heb ik oorspronkelijk geschreven voor een lezing van 45 minuten, bestemd voor een select gezelschap, de leden van de Western Front Association Nederland. Op 16 april 2016 had ik de eer deze lezing te mogen voordragen voor dit goedgeïnformeerde gezelschap. Voor de afbeeldingen, die u straks zult zien, heb ik uiteraard gebruik gemaakt van de projecties, die ik tijdens mijn lezing heb gebruikt.
Onder de  tekst van mijn lezing heb ik voor mijn website een kader toegevoegd, waarin ik mijn voornaamste bronnen van mijn lezing heb opgenomen. Voor de liefhebbers van periodefilms en videofragmenten kan ik de links naar de filmpjes, die in dat kader staan, zeer aanbevelen! Ik presenteer u nu graag mijn lezing:

Dames en heren, goedemiddag,

Vandaag wil ik opnieuw een Frans onderwerp aan u presenteren over de betekenis van "Les Diables Bleus”, de Blauwe Duivels van de Chasseurs Alpins. De Bataillons Chasseurs Alpins vormen nog steeds de elite-bergtroep-eenheden van het Franse leger. Vanwege hun bijzondere vechtcapaciteiten werden de Alpenjagers ook tijdens de Grote Oorlog veelal in bergachtig gebied ingezet.

De bataljons van de Chasseurs Alpins werden niet alleen in de Vogezen ingezet, maar ook elders langs het Westelijk Front. Je vindt dan ook overal langs het Westelijk Front monumenten ter herinnering aan de daden van de Chasseurs Alpins.

Maar ook elders waar men steile hellingen moest bevechten, zoals langs het Italiaanse front, in Roemenië en Macedonië, zetten bataljons Chasseurs Alpins zich in om de lastigste opdrachten te verwezenlijken.

Kort Overzicht

Wat staat u de komende 45 minuten te wachten? Mijn lezing bestaat uit twee delen: het eerste deel gaat over algemene wetenswaardigheden met betrekking tot de Chasseurs Alpins; het tweede deel zal ingaan op een aantal plaatsen van betekenis in de Vogezen.

Om het onderscheid te kunnen herkennen tussen het uiterlijk van een Chasseur Alpin en dat van andere Franse soldaten slaan we eerst een blik op het uniform.  Na het tenue neem ik u mee naar de ontstaansgeschiedenis, die eigenlijk geworteld is in de oprichting van de Chasseurs à Pied en de komst van de “nieuwe” Italiaanse Alpini. Dan is het zo langzamerhand ook tijd geworden, dat ik u vertel overde herkomst van de naam,Blauwe Duivels. Vervolgens wijd ik enige zinnen aan de organisatie en samenstelling van de bataljons en ga ik kort in op hun vaandel en wimpels. Wat langer zal ik dan stilstaan bij de eigenaardige, culturele tradities van de Alpenjagers, hun eigen jargon en hunmuziek.  Daarna zal ik u een aantal bijzonderheden vertellen over hun uitrusting , hun omgang met dieren, en hun bijzondere tactieken.

Vervolgens begint mijn tweede deel van mijn lezing, waarin ik u meeneem naar acht plaatsen in de Vogezen, waar nog enige monumenten of sporen van de Chasseurs te vinden zijn.

Tenue

Laten we starten met een blik op het uniform van een Chasseur Alpin. Zoals u ziet, wijkt deze geheel af van de gevechtskleding van de gewone infanteristen van het Franse leger in 1914. In tegenstelling tot hun collega’s van de andere infanterieregimenten dragen de Chasseurs Alpins geen rode broek en ook geen képi. Al ver voor 1914 dragen de Chasseurs een donkerblauw uniform. Die donkerblauwe stof van hun uniform delen zij met de uniformkleur van hun wapenbroeders, de Chasseurs à Pied. Maar in tegenstelling tot de Jagers-te-Voet dragen de Alpenjagers geen lange openslaande jas en geen képi, maar een zwarte baret.
Het donkerblauwe uniform van de Chasseurs Alpins, ontworpen door Commandant Arvers (12e B.C.A.), is traditioneel voorbehouden aan deze Alpenjagers en heet "Tenue Solférino", referend aan de Slag om Solferino van 1859. Zelfs na de invoering in 1915 van het lichtblauwe, Horizon Blue velduniform en na hun protesten tegen deze kleur, behouden de Alpenjagers toch het privilege om buiten het slagveld hun donkerblauwe "Tenue Solférino" te mogen blijven dragen.
De oorsprong van de wollen Alpinobaret komt uit de voormalige, Franse provincie aan de voet van de Pyreneeën, Béarn. In 1891 benoemt het Ministerie van Oorlog bij wet deze baret als hoofddeksel voor de Alpenjagers. De "taart", zoals de Chasseurs zelf de baret noemen, wordt al snel een zelfstandig symbool van de Alpenjagers. In diameter is de baret tegenwoordig nog steeds groter dan alle, andere baretten van andere onderdelen van het Franse leger. De taart is groot genoeg om ‘s winters, tijdens lange wachten in de bergen, de voeten warm te houden, en bovendien -, zo zegt men,- beschermt de alpinomuts ook tegen de zon.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog weigeren aanvankelijk een flink aantal Chasseurs Alpins zelfs om de voorgeschreven Adrian-helm op het slagveld te dragen. Zij willen liever ten strijde trekken met hun eigen taart, altijd getooid met hun jachthoorn. Maar uiteindelijk zullen de Chasseurs na de invoering van het veldtenue model 1916 toch de voordelen inzien van het dragen van de Adrian-helm.
Verder, buiten het slagveld, of waar het front "kalm" is, dragen de Chasseurs Alpins toch een donkerblauwe jas, geen rode, maar een donkerblauwe kniebroek met een narciskleurige bies, een lichtblauw overhemd, witte kousen met donkerblauwe putees, en natuurlijk bergschoenen.

In detail zal het tenue van heden vast wel afwijken. Maar tegenwoordig is toch het uiterlijk van het uniform vrijwel hetzelfde gebleven als destijds: donkerblauw en een taart.

Ontstaansgeschiedenis - Chasseurs d'Orléans

De eenheden Chasseurs Alpins verschenen in hun moderne vorm in 1888. Vóór 1888 bestonden er geen Chasseurs Alpins. Het Franse leger kende wel al Jagers-te-Paard en Jagers-te-Voet. De vorming van de bataljons Alpenjagers ligt in het verlengde van de vorming van de Chasseurs d'Orléans en de Chasseurs à Pied, bataljons Jagers-te-Voet. Daarom begint de ontstaansgeschiedenis van de Alpenjagers dan ook in de vorming van de Chasseurs à Pied en vormen zij later min of meer een nieuwe afsplitsing.

De oprichting van de Chasseurs à Pied (1837)

In 1837 hebben twee hoge officieren, Delvigne en Pontcharra, een draagbare karabijn ontworpen en geperfectioneerd, die naar hen werd vernoemd. De Hertog van Orléans, Ferdinand-Philippe, krijgt van zijn vader, koning Louis-Philippe, de opdracht om datzelfde jaar een speciale elite-eenheid op te richten voor het testen van deze karabijn. Deze elite compagnie neemt de naam aan van de "Compagnie des Chasseurs d'Essai", de Compagnie van Test-Jagers. Uitgerust met materiaal, dat vooral lichter en functioneler is dan die van de conventionele infanterie, en gekleed in donkerblauwe en eenvoudige kleding, blijkt deze eenheid goed geschikt te zijn voor geheime missies en snelle acties.

Deze testcompagnie is onmiddellijk een succes. Zoals de naam al doet vermoeden, wordt de compagnie ontbonden, zodra het testen van de karabijn succesvol is voltooid. Bij koninklijk besluit wordt deze compagnie meteen uitgebreid naar een bataljon. De compagnie krijgt in 1838 de naam van "Bataillon Provisoire de Chasseurs à Pied", het Voorlopig Bataljon Jagers-te-Voet.

Op aandringen van verscheidene generaals, die om bataljons van dit type vragen, besluit koning Louis-Philippe in september 1840 tot oprichting van 10 extra bataljons Chasseurs à Pied. Het Bataillon Provisoire de Chasseurs à Pied heet vanaf dat moment "1er Bataillon de Chasseurs à Pied", 1ste Bataljon Jagers-te-Voet. Een aantal bataljons worden naar Algerije gezonden om deel te nemen aan de koloniale oorlog. Daar onderscheiden de bataljons zich meteen.

Omwille van het vervolg van mijn verhaal is het van belang om toch één belangrijk wapenfeit van deze Algerijnse veldtocht te melden: De Slag om Sidi-Brahim van 23 tot en met 25 september 1845.

Een overmacht van 10.000 Algerijnen onder bevel van Abdel Kader hebben een aantal voorlopers van de Alpenjagers omsingeld in de bescheiden, omwalde vesting rond een kleine moskee, de “marabout” van Sidi-Brahim. In de marabout bevinden zich compagnies van het 2e Régiment des Hussards en van het 8e Bataillon Chasseurs à Pied, de voorlopers van de latere Alpinisten.

Na drie dagen is er een gebrek aan munitie en proviand ontstaan. De wanhopige gevechten hebben vele doden en gewonden voortgebracht. Op 25 september breekt een groep van 80 Jagers-te-Voet uit de marabout met de bajonet op het geweer. Slechts 16 van hen zullen erin slagen om door de Algerijnse linies heen te breken en verderop andere Franse eenheden te bereiken. Later in mijn verhaal zullen wij zien waarom deze gebeurtenis bij Sidi-Brahim zo van belang is voor de latere Chasseurs Alpins.

De oprichting van de Chasseurs Alpins (1888-1914)

De oorzaak voor de oprichting van de Chasseurs Alpins komt eigenlijk voort uit de Eenwording van Italië. Tot 1870 is Italië nog geen eenheidsstaat. Het bestaat uit een groot aantal onafhankelijke koninkrijken en republieken (Koninkrijk van Napels, de Republiek Venetië, Pauselijke Staat, enz.). Zo beschermden Franse troepen de Kerkelijke Staat van de Paus. Het koninkrijk Napels werd met harde hand geregeerd door de Franse Bourbons.

Dankzij de militaire inspanningen van Giuseppe Garibaldi en zijn Roodhemden, met als sluitstuk de verovering van Rome, zal de lappendeken van Italië op 20 september 1870 uitgroeien tot één staat. Samen met de Eenwording van Duitsland vormde de Italiaanse Eenwording voor de Fransen een gebeurtenis van betekenis, die de machtsverhoudingen in Europa ernstig bedreigde.

Er is dus tevens een directe bedreiging ontstaan op de Frans-Italiaanse grens in de Alpen, met name wanneer de erfvijand, Italië, de eerste is om in 1872 een nieuw leger op te richten van speciaal opgeleide, lichte bergtroepen, de “Alpini ”. Frankrijk moet daarom adequaat kunnen reageren op een mogelijke invasie door Italiaanse bergtroepen.
Op initiatief van Lieutenant-Colonel Zédé en Commandant Arvers komt op 24 december 1888 een wet van kracht tot oprichting van de Franse bergtroepen. Twaalf van de 31 Bataillons Chasseurs à Pied zijn geselecteerd voor deze missie in de Alpen. Zij nemen aanvankelijk de naam aan van "Bataillons Chasseurs Alpins à Pied", Bataljons van Alpine-Jagers-te-Voet, die later tijdens de Grote Oorlog "Bataillons Chasseurs Alpins" zullen gaan heten, afgekort B.C.A.
Overigens en uiteraard: Naast de Bataillons Chasseurs Alpins zullen ook de 16 Bataillons Chasseurs à Pied blijven voortbestaan. De Jagers-te-Voet leveren ook zeer belangrijke bijdragen aan de oorlog in de bergen. Het is niet ongewoon, dat beide soorten eenheden, Jagers-te-Voet en Alpinisten, gezamenlijk hetzelfde slagveld betreden.

Er kan soms verwarring ontstaan over de veelgebruikte afkorting voor beide soorten jagerbataljons, “B.C.P.”, van “à Pied”. De reden hiervoor is het feit, dat, ondanks het verschil in uitrusting en uniform, een alpine bataljon eigenlijk ook een Bataillon Chasseur à Pied blijft met dezelfde tradities en hetzelfde jachthoornembleem. Eigenlijk zijn de Alpenjagers dus Jagers-te-Voet , maar wel zeer gespecialiseerd in de bergoorlogvoering. Een andere oorzaak voor deze verwarring is, dat sommige bataljons pas tijdens de oorlog, in 1915, worden omgevormd van Voetjagers naar Alpenjagers, zoals het 9e B.C.A. Daarom zullen de alpine bataljons later, in 1916, officieel de titel van "Bataillons Chasseurs Alpins à Pied" inruilen voor het onderscheidende “Bataillon Chasseurs Alpins”.

Herkomst : Les Diables Bleus – Blauwe Duivels

Vanaf nu focus ik mij uitsluitend nog op ons hoofdonderwerp, de Alpinisten van de Blauwe Duivels. Zoals het 152e Infanterieregiment pas tijdens de Grote Oorlog zijn geuzennaam van “De Rode Duivels” kreeg van hun Duitse tegenstanders, zo zullen de Chasseurs Alpins hun geuzennaam, “De Blauwe Duivels”, ook ontvangen van de Duitsers. Hiervoor moeten we even terug naar een betrekkelijk belangrijke gebeurtenis in 1915 in de Vogezen.
Op 14 juni 1915 is de 6e compagnie van het 7e Bataillon Chasseurs Alpins verwikkeld in zware gevechten op de Hilsenfirst. De Alpenjagers zijn vrijwel omsingeld door “Gebirgsschütze” uit Württemberg. De situatie is buitengewoon zorgelijk: er zijn veel gewonden. Op de tweede en derde dag van de omsingeling is de situatie zondermeer wanhopig geworden.
Er is een zodanig ernstig gebrek aan voedsel en munitie ontstaan, dat de Chasseurs zich onder andere heldhaftig moeten verdedigen met het naar beneden gooien van rotsblokken. Hierbij gebruiken zij voor het eerst hun strijdkreet: “Sidi-Brahim!”, refererend aan de omsingeling van hun voorlopers, het 8e Bataillon Chasseurs à Pied in Algerije.

Na vier dagen omsingeling, op de 17e, wordt de 6e Compagnie dan eindelijk ontzet door vrijwilligers van compagnies van het 7e en het 13e B.C.A. Het is bij deze gelegenheid dat de Duitsers de Chasseurs “die Blaue Teufel” noemen. Alle bataljons Alpenjagers nemen meteen vol trots deze geuzennaam over, “les Diables Bleus”.

Organisatie

De Chasseurs Alpins zijn tijdens de Grote Oorlog georganiseerd in bataljons, soms gegroepeerd in halve of hele brigades. In 1915 bestonden er ook regimenten Alpenjagers. Een Régiment Infanterie Alpine bevat elk 3 of 4 bataljons, die op hun beurt weer samengesmeed konden worden met zelfstandige bataljons tot hele divisies.
Tijdens de bloedige, zevendaagse Slag om Metzeral van juni 1915 in de Vogezen geeft Generaal d'Armau de Pouydraguin leiding aan de 47e Divisie, die geheel is samengesteld uit bataljons Alpenjagers.
Een ander voorbeeld vormt de 77e Divisie van Generaal Barbot in de Artois . Tijdens de Tweede Slag om Artois in 1915 bestaat de 77e Divisie, met uitzondering van de artillerie, louter uit 2 Alpine regimenten samengesteld uit 6 bataljons Blauwe Duivels.
Maar de kerneenheid van de Chasseurs Alpins is niet het regiment, maar blijft altijd het bataljon. Eén bataljon van Blauwe Duivels bestaat op volle sterkte uit 6 compagnieën van 154 mannen, tezamen dus 924 man. In de praktijk van de oorlog komt de reëele bezetting toch vaak neer op zo’n 800 man of minder. Een bataljon staat onder bevel van een kolonel, of een luitenant-kolonel, of van een “Commandant”, een rang die gelijk staat aan onze Nederlandse majoor.

Actieve bataljons van de Chasseurs Alpins bestaan uit mannen in de leeftijd van 20 tot 23 jaar. Naast actieve bataljons bestaan er uiteraard ook reservebataljons van mannen in de leeftijd van 23-35 jaar. De nummers van deze reservebataljons zijn bijna gelijk aan die van de actieve bataljons, maar wel vermeerderd met het getal 40. Bijvoorbeeld: het 46e B.C.A. versterkt het 6e B.C.A.

Naast deze bataljons van reservisten bestonden er ook territoriale bataljons, van mannen tussen de 35 en 45 jaar. Het waren 7 bataljons, genummerd van 1 tot 7, zoals "3e Bataillon Territoriale des Chasseurs Alpins", afgekort B.T.C.A. Die verscheidene reservebataljons spelen overigens een minstens even belangrijke rol als de actieve bataljons.

De soldaten en officieren worden gerekruteerd onder de bevolking van de Franse Alpen. In dit gebied zijn nog steeds hun garnizoenssteden gevestigd. Ik noem een paar bekend klinkende garnizoenssteden: Grenoble, Albertville, Annecy, de badplaats, Nice, en de grensplaats, Menton. Ook al liggen de twee laatstgenoemde plaatsen aan de Middellandse Zee, wie er ooit geweest is, die weet dat buiten de bebouwde kom de hellingen van de Maritieme Alpen meteen al steil omhoog stijgen.

Van het oorspronkelijke aantal van 12 bataljons van Alpenjagers zullen de Chasseurs Alpins groeien naar eerst 20 bataljons, en later zelfs naar 31 bataljons inclusief de reservebataljons en de 7 territoriale bataljons. Bovendien worden er in 1915 nog eens 9 bataljons van Jagers-te-Voet extra omgevormd tot Alpine Bataljons.

Geen eigen vaandel

Een andere eigenaardigheid is dat de bataljons geen eigen vaandel bezitten. Er is slechts één vaandel voor alle Jagerbataljons, Alpine of te-Voet, als symbool van hun verbondenheid. Jaarlijks wordt de voogdij van het vaandel bij toerbeurt toevertrouwd aan een ander actief bataljon op volgorde van bataljonsnummer. Het overdragen van het vaandel gebeurt tijdens een plechtigheid in het Château de Vincennes.

De bataljons en hun compagnies beschikken wel over een eigen wimpel, een “fanion”, die wij ook een vlag zouden kunnen noemen. De fanion is versierd met de jachthoorn en het nummer van de compagnie en het bataljon.

Culturele tradities – Jargon

Zoals elk elitekorps willen de Chasseurs Alpins zich ook graag onderscheiden van andere legereenheden door vast te houden aan hun eigen culturele tradities. De Chasseurs bezitten zo hun eigen jargon, dat door buitenstaanders niet gemakkelijk is te doorgronden.

De Blauwe Duivels zijn bijzonder kieskeurig, als het gaat om het woordgebruik van kleuren. Het gebruik van het woord "rood" is geheel verboden. Rood is vervangen door het woord "cerise" (blauwkers). Er zijn slechts drie uitzonderingen voor wanneer het woord rood wel gebruikt mag worden: voor de beschrijving van de kleur van de lippen van een geliefde, voor de kleur van het Legioen van Eer, en voor het rood van de Franse vlag. Dit verbod op het gebruik van het woord rood vloeit voort uit de tijd, dat Napoleon III het dragen van rode broeken wilde opleggen aan de Chasseurs. Dit leidde tot een succesvolle boycot onder de Jagers. Sindsdien geldt dit verbod om te spreken van rood. Het verbod op het woord rood gaat zelfs verder dan u zou verwachten: De Chasseur Alpin zegt groen bloed te bezitten, omdat "zijn bloed vergoten wordt voor het groene Frankrijk".

Het woord voor geel is ook geheel verbannen uit de taal van de Alpenjagers. "Narcis" staat voor geel, zoals het narcis van de gele biezen, de strepen, en van de “chévrons”, de pijlen op de mouwen van hun tenue.

Onder de Chasseurs Alpins spreekt men niet van een uniform, maar van een uitrusting, een “tenue”. De Blauwe Duivel spreekt niet van de kazerne, maar van de buurt. De Chasseur zegt niet muziek, maar fanfare. Hij spreekt niet van de fanfare speelt, maar de fanfare klinkt, niet van een trommel, maar van een snaar of van een kist.

En hier zijn we dan beland bij een andere culturele traditie van de Alpenjagers: hun liefde voor de jachthoorn en muziek.

Jachthoorn en Muziek

Het symbool van alle Chasseurs is de jachthoorn. Het embleem is niet alleen terug te vinden op de baret, maar ook op allerlei monumenten langs het front. De jachthoorn speelt ook een belangrijke rol tijdens de optredens van hun fanfares, waarmee de Blauwe Duivels achter het front allerhande parades opluisteren. Dit soort concerten organiseren de Chasseurs om de plaatselijke bevolking weer wat moed en vertrouwen in de toekomst te geven of om hun wapenbroeders op te peppen.
Tegenwoordig is deze uitgebreide, muzikale traditie uitgegroeid tot een ongekend fenomeen, waarbij vooral de band van het 27e B.C.A. uitblinkt op tal van internationale taptoes. Tijdens die optredens koppelt het orkest op virtuoze wijze de traditie van de jachthoorns aan de muzikale ontwikkeling van heden door het gebruik van moderne instrumenten. Men treedt onder andere op in een klassiek tenue met ski’s, blazend op de verscheidene types van hoorns, maar ook op extreem lange Alpenhoorns.

Te velde echter beschikken de bataljons over hoornblazers, “Clairons”, die een ingekorte en plattere versie van de jachthoorn bespelen, de ventielloze klaroen. Uiteraard dient de klaroen om de troepen met verschillende deuntjes bevelen te geven, zoals aanvallen of terugtrekken. De Clairon blaast ook de belangrijke tijden van de dag.

Refrains

Om twaalf uur ‘s middags blaast de Clairon een bijzondere deun, een “refrain”, dat voor elk van de 31 oorspronkelijke bataljons anders is, zowel in melodie als in tekst. De oorsprong van deze refreinen ligt in het feit, dat de generaals destijds zo konden horen, waar de bataljons stonden opgesteld.

Sommige refreinteksten zijn braaf en strijdvaardig, zoals die van het 7e B.C.A.: “Bataljon, bataljon, bataljon van ijzer. Bataljon, bataljon, bataljon van staal.”

Andere teksten getuigen van vulgaire soldatentaal. Ik geef u een viertal voorbeelden van zo’n vulgair muzikaal refrein. Met excuses aan de dames in de zaal: u ziet de Franse tekst van zo’n refrein en u hoort mijn Nederlandse vertaling.

Van het 9e B.C.A.: “Marie, ik heb je blote kont gezien. Varken, waarom kijk je ernaar?”.
Van het 12e B.C.A.: “Ah, wie is de lul, wie is de lul van het twaalfde. Ah, wie is de lul, wie is de lul, die lul daar”.
Van het 27e B.C.A.: “Als je kloten hebt, dan moet je ze laten zien!”

Van het 28e B.C.A., kennelijk in dialect: “Spring hoer, dan krijg je worst, spring hoer, dan krijg je bloedworst.” 

Voor zijn acceptatie als Chasseur behoort elke soldaat elk refrein van alle 31 bataljons te kennen.

Er bestaat ook een algemeen gespeeld refrein uit het strijdlied, het “Sidi-Brahim”. Tijdens het hijsen van de bataljonsvlag wordt het “Sidi-Brahim” gespeeld. Wanneer het Sidi-Brahim klinkt, dan springt de Chasseur meteen eerbiedig in de houding en hij salueert. Het refrein luidt: “Voorwaarts, dappere bataljons! Als de vijand, jaloers op onze onafhankelijkheid, ons aanvalt, marcheer, marcheer, marcheer! Dood aan de vijanden van Frankrijk!”

Bijzondere uitrusting

Gezien het bijzondere karakter van hun inzet in bergachtig gebied beschikken de Alpenjagers naast hun Lebel-geweer over een aantal extra uitrustingstukken: een rugzak voor 25 kilo bagage, waaronder ijsboren en klimankerpunthaken, een ijsbijl of een pikhouweel, klimtouw, uiteraard een paar ski’s, raguet-vormige sneeuwschoenen, en een wandelstok. In de zomer vormt die “Alpenstock” ook voor jonge kerels een belangrijk gereedschap om de hellingen op te marcheren. Met behulp van klimtouw zijn zij ervaren beklimmers van steile wanden en uiteraard ook ervaren “abseilers”. Voor de regen en de kou kan een Chasseur een cape met capuchon dragen.

Bergkanon

Ik breng u ook nog even in herinnering dat de Chasseurs beschikken over een bijzonder bergkanon met een kaliber van 66 mm. dat veel schade aanricht onder de Duitsers. Misschien herinnert u zich nog mijn Gaede-lezing? Het effect van dit kanonnetje vormde een belangrijke oorzaak voor de ontwikkeling van de Duitse Gaede-helm, de voorloper van de Stahlhelm.

Chasseurs in de winter

Maar ‘s winters zijn de Chasseurs op hun best en op hun snelst. In sneeuwomstandigheden kunnen de Alpenjagers hun baret en uniform bedekken met witte camouflagebovenkleding. Onderdeel van hun training is niet alleen het behalen van een aantal brevetten voor berggids, maar vooral ook van het behalen van militaire skibrevetten. In 1903 weet de jonge kapitein Clerc de legerleiding te overtuigen om de Alpenjagers niet alleen uit te rusten met sneeuwonderbinders, maar ook met ski’s. Aanvankelijk trainen Noorse instructeurs de Chasseurs. In augustus 1914 hebben al minstens 5.000 Chasseurs deze Noorse training doorlopen. Door hun training zijn zij ware acrobaten op de ski.

Zij trainen voortdurend op de Noorse “Télémark”-beweging en de “Christiana”, snelle veranderingen van richting. Zij oefenen op schansjesspringen, op skisprongen met salto’s in de lucht, en op loshandig afdalen zonder skistok. Zelfs bergopwaarts kunnen de Chasseurs op de ski nog op een redelijke snelheid omhoog komen. De twee tot vier machinegeweren, waarover een bataljon beschikt, worden op sledes vervoerd, die de mannen op de ski’s zelf voorttrekken.

Muilezels en honden

Tijdens de Grote Oorlog zijn dieren voor oorlogvoering onontbeerlijk. Op zichzelf is dit fenomeen niet zo heel erg typisch voor de Chasseurs, omdat ook andere legereenheden gebruik maken van dieren. De Chasseurs maken echter ook dankbaar gebruik van muilezels, ezels en honden.
Muilezels vormen een belangrijk transportmiddel voor het vervoeren van bouwmateriaal voor de stellingen, voor de aanvoer van proviand en munitie. Ezels zijn ook zeer belangrijk voor het gewondentransport naar achter.
Honden spelen ook een belangrijke rol. De Alpenjagers gebruiken de honden voor de opsporing van gewonden in het Niemandsland. Honden dienen als trekhonden van hondenkarren voor het afvoeren van gewonden en om vrachten te trekken.
Een uitkijkpost is vaak uitgerust met een hond. Zodra de uitkijkpost iets bijzonders waarneemt, krijgt de hond een handgeschreven boodschap in zijn band en wordt hij naar achter gestuurd met informatie of om eventueel te waarschuwen voor een aanval.

Later, vanaf december 1916, zullen de Chasseurs als eersten ook gebruik gaan maken van Alaska-sledehonden. De Alpinisten, Capitaine Moufflet en Lieutenant Haas van het 62e B.C.A., transporteren die Alaska-sledehonden in het diepste geheim uit Alaska per schip naar de Vogezen (Het "Haas-Moufflet-project"). Ondanks hun uitstekende samenwerking met de Alaskaanse hondenmenner, “Scotty” Allan, verliep dit wereldwijde proces van werving en transport zeer moeizaam. Maar na ruim 14 maanden konden de heren eind 1916 hun bijzondere avontuur toch succesvol afsluiten. De wendbare Alaska-honden konden grotere vrachten vervoeren dan andere honden. Uiteraard waren zij veel beter bestand tegen de barre winteromstandigheden in de bergen.

Tactieken

De Chasseurs zijn gespecialiseerd in allerlei guerrillatactieken, zoals geheime verkenningsmissies, observaties, en snelle raids op de vijandelijke linies om voor inlichtingen enige krijgsgevangenen te maken.

Hun Duitse tegenstanders vertellen ons vaak nog meer over hun bijzondere kwaliteiten dan de Chasseurs zelf. Zij zijn al in 1914 bedreven in een camouflagetechniek, waarbij zij zich kunnen verschuilen in korven van dennentakken om zo gericht vuur af te geven. Zij zijn bij de Duitsers ook berucht vanwege de zogenaamde boomschoten, schoten afgevuurd door scherpschutters vanaf een hoog punt of letterlijk vanuit een hoge boom.

Berucht bij de Duitsers zijn de Chasseurs vanwege hun snelle raids en grotere aanvallen in de sneeuw. Afdalend met hoge snelheid, zonder skistokken en met het geweer in aanslag, plegen zij hun vijand vaak onverwacht te overvallen. Over de trefzekerheid van zo’n schot in volle vaart op de ski’s behoud ik toch zo mijn twijfel.

Op grond van Duitse bronnen uit die tijd staat het wel zondermeer vast dat de Duitsers deze snelle aanvallen zeer imponerend vonden. Zoals ik al eerder tijdens mijn Gaede-lezing voor uw gezelschap vertelde: Het is vooral vanwege deze snelle aanvallen op de ski, dat de Württembergers en de Beieren in de herfst van 1914 snel besluiten om zelf dan ook maar vrijwillige, speciale bergtroepeneenheden samen te stellen en op te leiden: de “Gebirgsschütze”.

Samenwerking actieve bataljons – reservebataljons

De samenwerking tussen de actieve, de reserve, en de territoriale bataljons is ook van groot belang. Tijdens de oorlog vecht een reservebataljon vaak op de flanken van het actieve bataljon. Het 7e Bataljon wordt dus geflankeerd en versterkt door het 47e Bataljon. De reservebataljons kunnen tijdelijk een ondersteunende rol hebben zoals voor de aanvoer van proviand of het afvoeren van gewonden. Beide bataljons kunnen tijdens een aanval oprukken in een kikvorssprong-beweging. Bijvoorbeeld: het reservebataljon verovert de eerste linie, stopt daar als dekking van het voortrekkende actieve bataljon. Vervolgens verovert het actieve bataljon met een kikvorssprong over het reservebataljon de tweede linie. Twee actieve bataljons kunnen ook zo’n kikvorssprong-tactiek uitvoeren. Een dergelijke tactiek is onder andere succesvol toegepast op de Hirtzstein en op de Hartmannswillerkopf.

Enige belangrijke wapenfeiten en monumenten in de Vogezen

We gaan nu naar het tweede deel van mijn lezing, naar het gebied dat min of meer toch de natuurlijke habitat vormt voor de Blauwe Duivels; de bergpassen en toppen van de Vogezen. In de Vogezen staan minstens 17 gedenktekens die herinneren aan wapenfeiten van de Chasseurs. Omwille van de tijd neem ik u mee naar slechts acht monumenten en bijzondere plaatsen.

Vanaf het prille begin van de oorlog, tijdens de opmars naar Colmar, vechten de Blauwe Duivels om de toppen van de Vogezen met de opzet om de Duitsers over de grens te verjagen naar de oude Rijn-grens van 1871.

Col du Fréland

Niet ver van de Col du Bonhomme, maar oostwaarts, juist over de voormalige Frans-Duitse grens, ligt nabij het schilderachtige dorpje Kaysersberg, de nogal afgelegen Col du Fréland. Daar is dit gedenkteken te vinden voor de doden van het 28e bataljon. Het opschrift luidt: “Fréland betoont eer aan de Jagers van het 28e B.C.A., gevallen op 25 augustus 1914”, gevolgd door een zevental namen, en een gevallen inwoner van het gehucht Fréland.

Op die dag moest het merendeel van het 28e B.C.A. zich ordentelijk terugtrekken op Orbey, omdat de Duitsers in de tegenaanval zijn gegaan bij Ammerschwir en Kaysersberg. Maar de 4e compagnie moet die dag de situatie verkennen op een bergpas nabij het dorp Aubure en het gehucht Fréland, waarbij de Chasseurs stoten op een overmacht van Duitsers. Na een bloedig gevecht zijn de Blauwe Duivels gedwongen om zich terug te trekken op Hachimette met het verlies van 7 doden en 14 gewonden.

Tête de Faux

Even ten zuidoosten van de Col du Bonhomme ligt de Tête de Faux, ofwel in het Duits de “Buchenkopf”. Op de zuidhelling van de Tête de Faux zijn wel drie gedenktekens voor bataljons Alpenjagers te vinden, voor het 11e, het 14e, maar ook voor het reservebataljon, het 62e B.C.A. Ongeveer 40 meter van de top staat een eenvoudige gedenksteen die niet alleen alle Chasseurs Alpins van de berg herdenkt, maar die in het bijzonder 4 mannen memoreert, waaronder een kapitein en een legerarts, die gesneuveld zijn op 6 juli 1916. Na januari 1916 staat het Vogezenfront bekend als “kalm”, maar deze steen herinnert ons er wel aan, dat er later ook nog vele doden vielen aan dit zogenaamde kalme front.

Col du Wettstein

We gaan verder met een sprong zuidwaarts. Op de toppen van het Lingekopf-front -, in het Frans, “le Linge”,- hebben de Chasseurs Alpins in 1914 en 1915 zware gevechten gevoerd met de Duitsers. Op de Col du Wettstein, die de Blauwe Duivels in oktober 1914 veroveren, vindt u een “Cimétière des Chasseurs”, de Begraafplaats van de Jagers, waar u een meerderheid aan graven kunt vinden van de Alpinisten.

Uiteraard zijn er ook andere soldaten begraven, maar ook hier gaat het dan voornamelijk om Jagers-te-Voet. Dit mijns inziens huiveringwekkende monument van een dode, Blauwe Duivel in winteruitrusting is een geschenk van hun wapenbroeders, de Rode Duivels van het 152e Infanterieregiment.

Grand Ballon

We gaan verder naar het zuiden. Op de Grand Ballon moet je even vanaf de bergpas omhoogklimmen om dit prachtige beeld te zien, alweer een Alpenjager in winteruitrusting. Het beeld is niet alleen een dankbaar eerbetoon aan alle Diables Bleus, maar het herinnert tevens aan een belangrijk succes, dat al eens eerder in mijn lezingen ter sprake is gekomen: de verovering van de Molkenrain en de Grand Ballon op 2 december 1914 door voornamelijk het 68e B.C.A. en andere eenheden van de 66e Division de Reserve. Vanwege het spectaculaire panorama vanaf het beeld, is de wandeling naar boven zeer de moeite waard.

Hartmannswillerkopf

De Hartmannswillerkopf mag ik niet overslaan, omdat verscheidene bataljons daar gevochten hebben. Op de bergtop staat midden in het smalle niemandsland dit gedenkteken, dat bescheiden herinnert aan het hardnekkige verzet van het 28e B.C.A. tijdens de Eerste Kerstmisslag om de Hartmannswillerkopf. Het is een eenvoudig monument, slechts getooid met het embleem van de jachthoorn en een bescheiden inscriptie: “Hier bevond zich de vooruitgeschoven post van het 28e B.C.A., eerste brandpunt van de strijd om deze top - Januari 1915”.  

Op 25 december installeert een sectie van het 28e B.C.A., bestaande uit slechts 3 Chasseurs en hun Sergeant Calestroupat, zich op deze plek op de geheel verlaten top. Zij bouwen die dag daar een blokhut als vooruitgeschoven post.

De volgende dag worden zij min of meer bij toeval ontdekt door een nietsvermoedende eenheid van 44 man van het Landwehr Infanterie Regiment 123, dat zich daar ook wil vestigen. Uit het vuurgevecht, dat spontaan onstaat, culmineert de Eerste Kerstmisslag om de Hartmannswillerkopf. Tegenover de aangerukte versterkingen van de 16. Infanterie Division “Fuchs” weten de Blauwe Duivels stand te houden tot 19 januari 1915.

Slag om Metzeral

We zijn ondertussen in het jaar 1915 terecht gekomen en we gaan terug naar het noorden, naar de omgeving van Munster. Tijdens de bloedige, zevendaagse Slag om Metzeral van juni 1915 geeft Generaal d'Armau de Pouydraguin leiding aan de 47e Divisie, die ook geheel is samengesteld uit bataljons Alpenjagers.

Voor 15 juni 1915 heeft de bevelhebber van de “Groupement des Vosges”, Général de Maud’huy, een offensief gepland, dat gericht is op de verovering van de Braunkopf, de Reichackerkopf, en de Hilsenfirst ten zuidwesten van Munster. De Blauwe Duivels van Generaal de Pouydraguin richten zich op het dal van de Fecht en met name op de verovering van de drie dorpjes, Muhlbach, Metzeral en Sondernach.

Vanwege het hevige verzet van de 19e Reserve Divisie van Generaal von Bahrfeldt vordert de Franse opmars rond Metzeral de volgende dagen nogal langzaam. De Chasseurs vinden overal op hun weg prikkeldraadversperringen, barricades, loopgraven en andere hindernissen. Het Duitse spervuur van machinegeweren en artillerie vertraagt de opmars enorm en put verscheidene bataljons uit.
Op 17 juni is de Pouydraguin zelfs gedwongen om het 11e en het 22e B.C.A. te vervangen door het 24e. Verder besluit hij maar noodgedwongen zijn doel flink bij te stellen. Zijn troepen moeten zich focussen op de verovering van Sondernach en Metzeral en de weg, die deze dorpjes verbindt.

Met behulp van twee tijdelijk toegevoegde bataljons Rode Duivels slagen de Blauwe Duivels erin om uiteindelijk op 22 juni 1915 Sondernach en Metzeral te bezetten. Muhlbach blijft overigens altijd in Duits bezit.

Reichackerkopf

Tijdens de Slag om Metzeral, maar ook eerder vormt de Reichackerkopf nabij Munster een brandpunt van de strijd. De gevechten beginnen al in de periode van februari 1915 en duren tot en met juni 1915.

Op 6 maart 1915 valt de 4e Brigade des Chasseurs Alpins, bestaande uit het 6e en 23e B.C.A., vanaf de Sattelkopf de Duitse stellingen aan van de Beierse 8e Reserve Divisie op de Reichackerkopf.

Ik toon u hier een realistisch schilderij van deze gebeurtenis, gemaakt door een ooggetuige van deze gevechten, de Chasseur Alpin, Pierre Comba. Bij het uitbreken van de Grote Oorlog gaat Comba opnieuw in dienst als officieel aangesteld, militair schilder, en vertrekt hij naar het front. Daar trekt hij vooral op met de Chasseurs Alpins, die hij overal volgt in hun gevechten op de ijzige hellingen van de Vogezen of in de modderige loopgraven aan de Somme om hun soldatenleven te schetsen om later nauwkeurige schilderijen te maken.
De Blauwe Duivels op de Reichackerkopf weten in maart 2 weken tegenover de Beierse overmacht stand te houden, alvorens weer van de berg verjaagd te worden naar de Col du Sattel. De Duitsers veroveren daarbij een belangrijke loopgraaf van de Chasseurs. Die loopgraaf van gestapelde rotsblokken is op de berg nog steeds te zien. De Duitsers nemen de loopgraaf op in hun defensiesysteem en dopen deze lovend de “Alpenjägergrabe”.

Wanneer u vanaf de Col de Sattel verder rijdt over de doodlopende weg naar het wintersportdorpje, le Gaschney, dan vindt u aan de voet van de Pétit-Honeck nog een bescheiden gedenkteken ter ere van het 6e, 7e, 46e, en 47e B.C.A. uit Nice, die op de Reichackerkopf hebben gevochten.

Villa Sidi-Brahim

Ik sluit mijn verhaal af met een virtueel bezoek aan een tastbaar spoor van de Diables Bleus. In de omgeving van de Col de la Schlucht staan op een subtop van de Tanet, de Bichtstein, nog ruïnes van twee huisjes in het bos. Blauwe Duivels, vermoedelijk leden van het 12e B.C.A., hebben die gebouwd tijdens de oorlog.

De gevelstenen van deze voormalige commandopost grijpen terug op de Jagerstraditie. Een steen is getooid met de jachthoorn en de inscriptie, R.F., de afkorting van de Franse Republiek, en de jaartallen 1914 en 1915. De post draagt de naam “Villa Sidi-Brahim”, genoemd naar de strijdkreet, die de Blauwe Duivels voor het eerst brulden op de Hilsenfirst in juni 1915. Ik vermoed dat niet lang daarna de Diables Bleus deze huisjes op de Bichtstein hebben gebouwd.

Slot

Hierbij sluit ik mijn vierluik af van WFA-lezingen over de Vogezen. Ik hoop dat ik met mijn vier lezingen een bescheiden bijdrage heb kunnen leveren aan uw kennis en begrip van het vaak vergeten front in de prachtige Vogezen. Ik dank u voor uw aandacht.

Pierre Grande Guerre, 16 april 2016

Voornaamste Bronnen

Journaux des Marches et Opérations van de volgende eenheden: 

 - 1re Armée

 - “Groupement des Vosges” (VIIe Corps d’Armée)

 - 41e Division d’Infanterie 

 - 47e Division d’Infanterie 

 - 66e Division d’Infanterie de Reserve

- 77e Division d’Infanterie

- "Historiques de Bataillon"  van verscheidene B.C.A.'s (o.a. 7e, 13e, 14e, 27e, 28e)

Prof. Dr. A. Mack: “Das Württembergische Landwehr Infanterie Regiment Nr. 123

                            im Weltkrieg 1914-1918” – 1922

Pierre Marteaux: “Diables Rouges Diables Bleus à l’Hartmannswillerkopf” - 1937

Collectief van hoge officieren: "Nos Chasseurs - Un Siècle de Gloire" - 1945

Eric Balmier - Daniél Roess: “Scènes de tranchées dans les Vosges" - 2002

Alex Bexon: "Un Peintre chez les Chasseurs Alpins - Pierre Comba" - 2006

Ian Sumner - Gerry Embleton: "The French Army 1914-1918" - Osprey

David Nicolle: "The Italian Army of World War 1" - Osprey - 2003

Ian Sumner: "French Poilu - 1914-1918" - Osprey - 2009

Laurent Mirouze: "World War 1 Infantry In Colour Photographs" - 1999

Liliane et Fred Funcken: "L'Uniforme et les Soldats de la Guerre 14-18" - 1970

Periode Video’s, bijzonder aanbevolen: 

Les Chasseurs à Ski dans les Vosges” – 28e B.C.A. – 1918 – Ecpad.fr

"Nos Chiens de Guerre" - Vogezen - mei 1915 - Ecpad.fr

"La guerre de montagne (Front des Vosges):

     L’entrainement des chiens de traineaux" - 1916 - Ecpad.fr

"Poilu's d'Alaska" - 1916 - Ecpad.fr

Le Chien dans la Grande Guerre” – 1917 – Ecpad.fr

"La Fanfare du 27e Bataillon de Chasseurs Alpins" (27e BCA) -

        festival international de musiques militaires de Québec, 2013 - Youtube 

Wikipedia Lemmae en andere links:

Karabijn en munitie Delvigne-Pontcharra:

"La Carabine Delvigne-Pontcharra"

  uit "L'Arme à Feu Portative Francaise" door Maurice Cottaz

"Henri-Gustave Delvigne"

Chasseurs à Pied en Chasseurs Alpins   

Corps des Chasseurs à Pied en France

Bataille de Sidi-Brahim

Chasseurs Alpins - Wikipedia

Chasseurs Alpins - Alpins.fr

La Naissance du Ski - Les Pionniers de Ski Alpin

Alpini - Italiaans

Chanson de la Sidi-Brahim 

Ga verder naar Pierre's volgende W.F.A.-lezing over de Elzas en de Vogezen: "Oom Hansi - Kindervriend en Moffenhater"
by Pierre Grande Guerre 29 Nov, 2019
by Pierre Grande Guerre 14 Nov, 2019

Inleiding: Franz Von Papen & Werner Horn; schaker en pion

Onlangs stuitte ik in een oud boek (1) van 1919 op een opmerkelijk verhaal over een Duitse Luitenant, die in begin februari 1915 een half geslaagde bomaanslag pleegt op een spoorbrug over een grensrivier tussen de Verenigde Staten en Canada. Ook al staat de bekentenis van de dader, Werner Horn, deels in het boek te lezen, de naam van zijn opdrachtgever zal Horn blijven verzwijgen. Na wat verder zoeken vond ik ook de naam van Horn’s opdrachtgever, Franz von Papen, een van de aangeklaagden van het latere Neurenberg Proces in 1946.

In een Grote Oorlog als de Eerste Wereldoorlog  is Horn’s aanslag op de brug uiteraard slechts een bescheiden wapenfeit. Toch vermoed ik dat dit relatief onbekende verhaal, dat de geschiedenis is ingegaan als de “ Vanceboro International Bridge Bombing ”, nog interessante kanten kent. Het is onder andere een spionageverhaal over hoe in een groter plan een sluwe schaker zijn naïeve pion offert.  

Beknopte situatieschets Canada en de Verenigde Staten in 1915

by Pierre Grande Guerre 01 Oct, 2019

This trip we start at the Léomont near Vitrimont and we will with some exceptions concentrate on the Battle of Lorraine of August-September 1914 in the area, called, the “Trouée de Charmes”, the Gap of Charmes.

After the Léomont battlefield we continue our explorations to Friscati hill and its Nécropole Nationale. Next we pay a visit to the battlefield of la Tombe to go on to the Château de Lunéville. There we cross the Vezouze to move on southward to the Bayon Nécropole Nationale. At Bayon we cross the Moselle to pass Charmes for the panorama over the battlefield from the Haut du Mont. North-west of Charmes we will visit the British Military Cemetery containing 1918 war victims. From Charmes we go northward to the battlefield of the First French Victory of the Great War, the Battle of Rozelieures of 25 August 1914. North of Rozelieures we will visit the village of Gerbéviller. From there we make a jump northward to visit the ruins of Fort de Manonviller to finish with an interesting French Dressing Station bunker, west of Domjevin.

by Pierre Grande Guerre 18 Sept, 2019
Though we depart from Badonviller in the Northern Vosges , we make a jump northward to the east of Lunéville and Manonviller. We start at Avricourt on the border of Alsace and Lorraine. From the Avricourt Deutscher Soldatenfriedhof we explore the southern Lorraine battlefields ; the mine craters of Leintrey , the Franco- German war cemetery and Côte 303 at Reillon , and some German bunkers near Gondrexon , Montreux , and Parux.
by Pierre Grande Guerre 13 Sept, 2019
We depart from Raon-l’Etape to drive northward via Badonviller to Montreux to visit the  "Circuit du Front Allemand 14-18", the  Montreux German Front Walk 14-18,  with its trenches , breastworks , and at least twenty bunkers.
by Pierre Grande Guerre 08 Sept, 2019
North-east of Nancy, east of Pont-à-Mousson, and south-east of Metz we visit the battlefields of the Battle of Morhange of 14 until 20 August 1914. We follow mainly topographically the route of the French advance eastward over the Franco-German border of 1871-1918.
During this visit, we try to focus on the day that the momentum of the battle switched from the French side to the advantage of the Bavarian side: the day of 20 August 1914, when the Bavarians rapidly re-conquered the territory around Morhange , being also the day of the start of their rather successful “Schlacht in Lothringen”.
We will visit beautiful landscapes of the "Parc Naturel Régional de Lorraine", memorials, ossuaries, and cemeteries. Sometimes we will divert to other periods of the Great War, honouring Russian and Romanian soldiers, who died in this sector. We start our route at the border village of Manhoué, and via Frémery, Oron, Chicourt, Morhange, Riche, Conthil, Lidrezing, Dieuze, Vergaville, Bidestroff, Cutting, Bisping we will finish in Nomeny and Mailly-sur-Seille, where the Germans halted their advance on 20 August 1914, and where they constructed from 1915 some interesting bunkers.
by Pierre Grande Guerre 05 Sept, 2019
South of Manhoué we start this trip at Lanfroicourt along the French side of the Franco-German 1871-1918 border, marked by the meandering Seille river. We visit some French bunkers  in Lanfroicourt, near Array-et-Han and in Moivrons. From there we go northward to the outskirts of Nomeny and the hamlet of Brionne to visit the ( second ) memorial, commemorating the events in Nomeny of 20 August 1914. We continue westward to finish at the Monument du Grand Couronné at the Côte de Géneviève, a former French artillery base, which offers several panoramic views over the battlefield.
by Pierre Grande Guerre 28 Aug, 2019
North of Pont-à-Mousson and south of Metz, we explore the relics of German bunkers and fortifications along the Franco-German 1871-1918 border. We start at Bouxières-sous-Froidmont to visit the nearby height of the Froidmont on the front line. This time we will show only a part of the Froidmont, focusing on its military significance.  From the Froidmont we continue via Longeville-lès-Cheminot and Sillegny to the “Forêt Domaniale de Sillegny” to explore some artillery ammunition bunkers. Next we continue to Marieulles for its three interesting bunkers and to Vezon for its line of ammunition depot bunkers. From Vezon we continue to the “Deutscher Kriegsgräberstätte Fey – Buch”. From Fey we go eastward, passing 6 bunkers near Coin-lès-Cuvry to finish our trip at the top construction of the “Feste Wagner” or “Fort Verny”, north of Verny.
by Pierre Grande Guerre 25 Aug, 2019

From Badonviller or the Col du Donon we continue north-eastward for a visit to an extraordinarily well restored sample of German fortifications:  the Feste Kaiser Wilhelm II, or Fort de Mutzig,  lying on a height, some 8 km. away from the 1871-1918 Franco-German Border.

by Pierre Grande Guerre 23 Aug, 2019
We concentrate on the German side of the front around "Markirch", Sainte Marie-aux-Mines, the so-called "Leber" front sector . We first pay a visit to the Sainte-Marie-aux-Mines Deutscher Soldatenfriedhof, and next to the southern side of the Col de Ste. Marie for the many interesting bunkers of the German positions at the Bernhardstein, at the north-eastern slopes of the Tête du Violu. On the next photo page about the Haut de Faîte we will continue with a visit to the northern side of the pass and the "Leber" sector.
More posts
Share by: