Koet al Amara, Irak - 1917
DUTCH Page - Pierre’s Column d.d. 22 februari 2007
Vandaag (22-02-2007) maakte Tony Blair bekend, dat hij langzamerhand zijn troepen rond Basra wil verminderen en op termijn wil terugtrekken uit Irak. Tegelijkertijd maakte het Britse Ministerie van Defensie bekend, dat Prins Harry met zijn regiment, the Blues and Royals, toch naar het front in Basra mag af reizen.
Bestaat er toeval? Ik was vandaag ook bezig met Irak, maar dan vandaag precies 90 jaar geleden. Op 22 februari 1917 lanceert Generaal Sir Frederick Maude een belangrijke aanval op Koet Al Amara ten noorden van Basra om de burchtstad te heroveren op de Turken. Zoals u ziet, zijn dit bekende namen uit het nieuws over de huidige oorlog in Irak. Het slagveld van 1916 en 1917 is, historisch gezien, bekend terrein voor het Britse leger.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog heette Irak nog Mesopotamië, naar het Tweestromenland tussen de Eufraat en de Tigris. Het behoorde nog tot de invloedssfeer van het Ottomaanse Rijk. Generaal Maude’s tegenstander bij Koet al Amara in 1917 is dan ook de Turkse Generaal Kara Bekr Bey.
Al in januari 1916 had Generaal Townshend met zijn Britse en Indiase troepen geprobeerd een opmars vanuit Basra naar Bagdad te forceren. Townshend had zijn troepen slechts op twee derde van de normale sterkte. Door een slordige boekhouding was de bevoorrading een puinhoop. Er braken allerlei ziektes uit onder de troepen. Ten zuiden van Bagdad nabij Cestiphon, het huidige Halkt, liep de opmars vast. De Turken en de zware omstandigheden waren te sterk. Townshend trok zich terug naar het zuiden naar de burcht van de stad, Koet al Amara. Na een langdurige belegering moesten Townshend en zijn overgebleven 13.000 mannen zich op 29 april 1916 overgeven aan de Turken onder leiding van Generaal Halil Pasja.
De Turken bouwden tussen mei 1916 en februari 1917 een verdedigingsgordel vanaf de burcht en zijn omgeving tot aan de noordelijker gelegen stad Al Koet.
In januari 1917 had Generaal Maude zich deze keer goed voorbereid. Het moreel van de troepen was strijdlustig; de voorraden waren ruim voldoende. Bovendien hadden de Britten deze keer een overmacht van 4 tegen 1 tegenover het leger van de Turken.
De Turken van Generaal Kara Bekr Bey in de verdedigingsgordel kenden bovendien bevoorradingsproblemen met ammunitie, kleding en voedsel. Generaal Maude begint in januari opnieuw vanuit Basra zijn eigen opmars met Indiase en Britse troepen. Bij zijn opmars gebruikt hij ook 8 kanonneerboten op de rivier de Tigris. Na behoedzaam noordwaarts opgetrokken te zijn, begint Maude succesvol een aanval op de Turkse flanken aan de overkant van de Tigris. Op 22 februari begint de belegering van de burcht van Koet al Amara. Op de 25ste valt de stad in handen van de Britten. Kara Bekr Bey laat de resten van zijn troepen ijlings terugtrekken naar Bagdad. De “Tweede Slag om Koet al Amara” is dan voorbij.
Generaal Maude zou zijn opmars naar Bagdad nog verder vervolgen. Twee weken later neemt hij op 11 maart Bagdad in, waar de verzwakte Turkse troepen die nacht daarvoor al heimelijk waren weggetrokken. Generaal Maude achtervolgt de Turkse troepen noordwaarts. In april nemen de Britten Baquba en Samarra in. In de herfst van 1917 zouden de Britten nog Daur, Tikrit, en Abu Rajash veroveren.
Uiteindelijk zou Mosul pas in november 1918 veroverd worden. Van de 95.000 Britse verliezen tot aan 1918, zijn er 12.807 soldaten dood gegaan aan een ziekte zoals de cholera, waaraan ook Generaal Maude zelf eind 1917 zou bezwijken. Aan de Turkse zijde zeggen de schattingen, waren er in 1918 in Mesopotamië ongeveer 185.000 verliezen.
Pierre










