MATA HARI - Het Spionagedossier

  • by Pierre Grande Guerre
  • 23 Apr, 2019

DUTCH Page - Artikel februari 2017

INLEIDING 

Het is dit jaar honderd geleden, dat een Frans vuurpeloton op 15 oktober 1917 Mata Hari fusilleerde op de schietbaan in het Château de Vincennes. De Nederlandse Margaretha Geertruida Zelle was door de Franse 3e Permanente Krijgsraad wegens spionage ter dood veroordeeld. Over de aanklacht, haar proces en een eventueel gebrek aan bewijs is honderd jaar lang geheimzinnig gedaan. De Franse archieven zouden pas 100 jaar na haar dood toegankelijk worden.  

Maanden eerder dan verwacht, in januari 2017 was het dan eindelijk zover: Het Franse Ministerie van Defensie publiceerde op haar website, “Mémoire des Hommes”, het bijna volledige dossier van de onderzoekscommissaris en de aanklager: “Dossier Zelle, Marquerrite Gertrude - 07-08-1876”. Op zoek naar de kernvraag of Zelle een “zeer gevaarlijke spionne was”, kwam ik terecht in een dik dossier van 1.275 pagina’s, dat mij onverwacht verraste met een indringend beeld van de veelzijdige en complexe persoonlijkheid van Mevrouw Zelle-Macleod.

In de handgeschreven notulen van haar verhoren en in haar zelfgeschreven brieven laat het dossier over Mata Hari haar zeer vaak zelf aan het woord. In de bekentenissen schetst zij zelf in haar eigen bewoordingen haar persoonlijke geschiedenis en openhartig haar levenswandel. Al haar woorden tezamen schetsen een bijzonder portret van Zelle en van haar veelzijdige persoonlijkheid.  Bovendien komen wij door dit dossier nu eindelijk meer te weten over allerlei interessante details van het intrigerende spionageverhaal van Mata Hari!  

OPBOUW VAN HET DOSSIER ZELLE

Het Mémoire des Hommes heeft vrijwel alles van het gerechtelijk “Dossier Zelle, Margaretha Geertruida” gescand en op haar website geplaatst. Ook al beslaat het dossier 1.275 pagina’s; er moet bij gezegd worden dat elk kaft, elke enveloppe en elke achterkant van een visitekaartje ook is gescand. Ik ben achteraan begonnen, omdat het dossier, zoals vrijwel altijd, bovenop begint met stukken van de laatste data en onderop eindigt met het stuk van de eerste datum. Het dossier bevat verscheidene, havannakleurige kartonnen mappen, die telkens een ander soort documenten bevatten. Enkele voorbeelden: er is een map met dagelijkse surveillancerapporten van de “Service de la Sureté” van de politie, een map met visitekaartjes, die Mata Hari in bezit had, een map met al haar hotelrekeningen en winkelkwitanties, een map met getuigenverhoren van Rogatoire Commissies, een map met haar prachtige brieven vanuit de gevangenis, en een map met haar reisdocumenten.
Overigens heb ik de indruk dat een en ander ook uit het dossier is gehouden! Hier en daar mist een stuk. Al sinds 2008 bezoek ik regelmatig dit Franse internetarchief en ik heb wel vaker ervaren dat er hier en daar iets ontbreekt. Bijna vanzelfsprekend is het na 100 jaar heus wel mogelijk dat er af en toe wat verdwijnt. Ik krijg echter toch de indruk dat in dit dossier in 1917 al stukken zijn verwijderd, die een inkijk geven in de “modus operandi” van de contraspionagedienst. Ik heb een stuk gevonden, waarin contraspion, Capitaine Ladoux van de “Section de Centralisation des Renseignements”, zelfs waarschuwt om niet alle stukken voor te leggen aan de Krijgsraad, vooral als het gaat om “documenten met een bijzonder geheim karakter”. Hij wijst erop dat men zich eerst “in verbinding moet stellen met de Minister van Oorlog, die de enige is die de overdracht kan autoriseren.”.

Hoe dan ook, het omvangrijke dossier is minder volledig dan ik had verwacht. Het verslag van de zitting van de krijgsraad, advocaat Clunet’s pleidooi, en het vonnis zijn er allemaal niet in terug te vinden. Het gaat uitsluitend om stukken en bewijs, die de verscheidene speurders en aanklagers hebben verzameld en aangedragen! Met het voorbehoud en de inachtneming van het feit, dat het dossier door zijn aard als gerechtelijk dossier van de Franse aanklagers zeker eenzijdig is, kunnen we, ondanks dit ongemak, ons wel degelijk toch een indringend beeld vormen van de negen maanden lange spionnenperiode van Mata Hari en haar gevangenschap, die erop volgde.

De belangrijkste map bevat de handgeschreven notulen van de verhoren. Het ontcijferen van de handschriften van de notulisten is een heidens monnikenwerk geweest. Vooral de potloodhandschriften van politiecommissaris, Priolet, van de ondervrager, Capitaine Bouchardon van de 3e Permanente Krijgsraad te Parijs, waren soms onleesbaar.  

INHOUD - WAT STAAT U TE WACHTEN?

Omdat vrijwel iedereen wel van Mata Hari heeft gehoord, zal ik eerst een maar zeer beknopte biografie van haar schetsen tot aan 1914. Daarna laat ik Zelle zoveel mogelijk zelf aan het woord bij een beknopte reconstructie van haar verblijf in Berlijn in de eerste helft van 1914 en haar korte verblijf in Parijs in 1915. En dan neem ik u verder mee in een reconstructie van de feiten van Zelle’s spionnenperiode. Haar korte spionnencarrière begon in Den Haag in mei 1916 en eindigde met haar arrestatie in Parijs op 13 februari 1917. De beschrijving van deze episode is gebaseerd op haar uitgebreide bekentenissen, maar tevens op allerlei in het dossier terug te vinden bewijzen, rapporten en getuigenverklaringen. Die stukken tezamen vormen de basis van mijn reconstructie, die de volgorde van een tijdlijn tracht te volgen. Vervolgens zal ik stilstaan bij een tweetal veelzeggende brieven, die Zelle vanuit de gevangenis schreef aan de aanklager van de 3de Permanente Krijgsraad. Die gevangenisbrievenvertellen ons veel over Zelle’s stemmingen en haar karakter. Vervolgens probeer ik het feitenrelaas en de aanklacht in perspectief te plaatsen van de achtergrond van gebeurtenissen, die zich elders afspeelden, en die haar vonnis hebben beïnvloed.  Omdat het dossier dan eindigt met de aanklacht, reconstrueer ik daarna beknopt de zitting van de krijgsraad en Zelle’s executie. Ik sluit af met een drietal korte hoofdstukken, waarin ik de internationale ophef tracht te beschouwen en welke de redenen zijn geweest voor de Franse doofpot van 100 jaar. Ik eindig dit spionageverhaal met een inschatting van Zelle’s karaktereigenschappen, die haar mogelijk verleid hebben zich zelf zo in gevaar te brengen.  

BEKNOPTE BIOGRAFIE MET BELANGRIJKSTE DATA 

HUWELIJK MET MACLEOD

Margaretha Geertruida Zelle is geboren in Leeuwarden op 7 augustus 1876. In 1895 trouwt ze met de twintig jaar oudere Kapitein van het Koninklijk Nederlands Indische Leger, Rudolph MacLeod. In 1897 vertrekken de MacLeods naar Nederlands-Indië. Samen krijgen zij twee kinderen; een zoon, Norman John, die in 1899 in Indië op 3-jarige leeftijd overlijdt aan een voedselvergiftiging en een dochter, Louise Jeanne. In Nederlands Indië bestudeert Zelle de locale tradities en cultuur. Ze wordt lid van een lokale dansgroep. In 1897 gebruikt zij voor het eerst haar artiestennaam, "Mata Hari", Maleis voor Oog van de Dageraad. 

Vanwege relatieproblemen besluit het echtpaar in 1902 naar Nederland terug te keren. In hetzelfde jaar volgt een scheiding van tafel en bed. Na haar scheiding van MacLeod is Zelle in 1904 zonder haar dochter naar Parijs vertrokken om een nieuw leven te beginnen.  De definitieve echtscheiding vindt later plaats, in 1907.  

PARIJS 1905

Na wat wisselende baantjes als schildersmodel en circusartieste weet zij in 1905 door te dringen tot de hoogste kringen in Parijs. In maart van dat jaar maakt zij haar debuut als exotisch danseres in het Museum voor Aziatische kunst, het Musée Guimet. Maar ook in chique salons danst Mata Hari, gekleed in een nauwelijks verhullend, doorzichtig gewaad over een met juwelen behangen bikini, haar “Oriëntaalse” dansen voor het publiek van de Beau Monde.  Haar erotisch getinte dansen in de uitgaanswereld brengen haar niet alleen in contact met de salonfähige Parijzenaars, maar vooral ook met veel invloedrijke heren. Aan het begin van de 20e eeuw vormt Europa nog het culturele hart van de wereld. Binnen de kortste keren verwerft Mata Hari de status van een wereldster. In alle hoofdsteden van Europa treedt Mata Hari op en niet in de minste theaters: in het Casino van Monte Carlo, het Metropol-Theater in Berlijn, in de Scala van Milaan, in de Kursaal in Madrid en in “l’Olympia”, het theater in Parijs, waar nog steeds alleen de allergrootste sterren mogen optreden.  

ZELLE’S VOORKEUR VOOR OFFICIEREN

Zelle staat er om bekend vaak te “dineren” met telkens andere heren. Vaak gaat het om diplomaten en bankiers, maar vooral gaat het haar om officieren. De reden waarom zij op officieren valt, legt Zelle openhartig uit in een verhoor van 21 mei 1917:

“Ik heb altijd geleefd voor de liefde en het plezier. (…) Ik houd van officieren, ik heb mijn hele leven al gehouden van officieren. Ik houd er meer van de maîtresse te zijn van een arme officier dan van een rijke bankier. Mijn grootste plezier is om met hen te kunnen slapen zonder aan geld te hoeven denken, en verder houd ik van het maken van vergelijkingen tussen verschillende volken.”  

Deze openhartigheid over haar levenswandel is voor het begin van de 20e eeuw opmerkelijk. In tegenstelling tot tegenwoordig rust er in 1917 onder druk van de heersende moraal van de godsdienst nog een groot taboe op openlijke uitingen van seksualiteit. Uiteraard heeft haar omgang met een stoet aan heren en officieren bijgedragen aan haar imago van “Femme Fatale”.

TALENWONDER ZELLE

Ook al lijkt deze uitspraak over haar voorkeur voor officieren op het eerste gezicht te getuigen van een genotzuchtige oppervlakkigheid, toch moeten wij Zelle beschouwen als een zeer intelligente dame! Zij spreekt diverse Europese talen. Zij beschouwt zichzelf dan ook als een “Internationale” vrouw. Uit haar brieven met een prachtig en zeer leesbaar handschrift blijkt dat zij uitstekend haar Frans beheerst!

In het verhoor van 28 februari demonstreert zij vloeiend Duits te spreken. Haar verhoorder, Bouchardon, vraagt:

Ik zie op uw pas dat u Hollands bent. Spreekt u Duits?”

Zelle antwoordt:

“Perfect, net zo goed als Frans.”

Vervolgens spreken beiden nog even door in het Duits. In enige van haar liefdesbrieven, die tevens te vinden zijn in het dossier, gaat ook de Spaanse taal haar gemakkelijk af.  

Gebruik makend van haar talenkennis is Zelle een uitstekend netwerker, die zich voornamelijk richt op vermogende bankiers en officieren, van wie zij soms ook weer enorme geldbedragen weet te plukken. Zij is in staat is om al die heren op een of andere manier duidelijk te maken, dat zij tegelijkertijd er meerdere “amants” op na houdt, zonder dat dit kennelijk tot jaloerse gevolgen leidt.

EEN VERMOGENDE ZELLE

Zelle regelt zelf, zonder een manager, haar contracten voor haar optredens in al die vooraanstaande theaters. Het vergt toch intelligentie om een toch erotische act als hoge danskunst te verkopen. Met die optredens toucheert zij grote geldsommen! Zo regelt zij begin 1914 een zes maanden lopend contract voor optredens in het Metropol Theater in Berlijn voor de som van 48.000 Reichsmark, een bedrag dat tegenwoordig het equivalent is van ruim 200.000 Euro. Zelle is tot aan het uitbreken van de Grote Oorlog in augustus 1914 een vermogende vrouw, die trouwens ook graag haar geld weer kwistig uitgeeft.  

VERMOGEN NEEMT DRASTISCH AF

Bij het uitbreken van de oorlog is het gedaan met de populariteit van Mata Hari. De Grote Oorlog veroorzaakt een radicale breuk met de decadente levensstijl van rond de eeuwwisseling. Ook in Parijs is het morele klimaat omgeslagen. Nu de mannen massaal naar het front vertrokken zijn, is er nauwelijks ruimte meer voor cultuur en vermaak. Veel theaters worden gesloten. Daarom is vaak optreden voor Mata Hari niet meer mogelijk. De vermogende Zelle leefde voor de oorlog in luxe en op grote voet. Zonder inkomsten uit optredens en door andere, directe gevolgen van het uitbreken van de oorlog is haar vermogen in september 1914 drastisch geslonken.  

ARRESTATIE

Op 13 februari 1917 arresteert de Franse contraspionage Zelle in Parijs. Zelle is dan veertig jaar oud. De twee jaren, die aan deze arrestatie vooraf gingen, tracht ik hierna te reconstrueren aan de hand van het in januari 2017 geopenbaarde “Dossier Zelle, Marquerrite Gertrude - 07-08-1876”.  

EERSTE VERHOOR

Met tussenpozen van dagen en soms weken heeft Capitaine Bouchardon van de 3e Permanente Krijgsraad Zelle twaalf keer verhoord. Op de dag van haar arrestatie, op 13 februari 1917, verhoort Bouchardon haar voor het eerst. Bouchardon deelt haar de inhoud mee van de tenlastelegging: zij wordt “beschuldigd van spionage, een poging daartoe of medeplichtigheid, en het uitwisselen van inlichtingen met de vijand.” Zelle ontkent dan nog alles. Op dat moment beweert zij geen advocaat nodig te hebben.

BERLIJN 1914 - PARIJS 1915

Twee dagen later, op de 15e, verhoort Bouchardon haar voor de tweede keer. Hij stelt een simpele vraag: “Wilt u ons kennis laten maken met uw verleden?”.

Op die vraag krijgt Bouchardon van Zelle een lang en uitgebreid antwoord, dat zo’n zeven handgeschreven kantjes beslaat. Het is in dit verhoor, dat Zelle al meer prijs geeft dan goed zal zijn voor haar zaak. Uiteraard begint zij met haar jeugd in Friesland, en over haar huwelijk met de “alcoholist” , McLeod. Ze vertelt over haar twee kinderen, haar overleden zoontje van drie en haar dochter, “die nog steeds bij haar vader woont”. Tevens maakt Zelle duidelijk hoe zij haar vermogen heeft vergaard.  

Maar op de tweede pagina van het woordelijke verslag vertelt Zelle aan haar verhoorder een aantal details uit haar recente verleden, die haar zaak geen goed zullen doen, details over haar omgang met Duitse officieren in Berlijn, vlak voordat de oorlog uitbrak.

In februari 1910 loopt zij in Monte Carlo de Duitse Leutnant Alfred Kiepert tegen het lijf. Zelle vertelt:

“Daar, in Monte Carlo, werd ik de maîtresse van een Duitse officier, Leutnant Alfred Kiepert, van het 11e Huzarenregiment van Krefeld. Ik ben drie jaar bij hem gebleven. Hij heeft mij in Berlijn ondergebracht, we hebben veel samen gereisd. Omdat hij zeer rijk was, kon hij mij rijkelijk onderhouden.”

Kiepert’s familie is het niet eens met deze relatie en dwingt Kiepert om met Zelle te breken:

“Door een uitspraak van een gerechtelijke raad is hij van mij gescheiden, terwijl hij mij 300.000 Mark naliet. Ik ben teruggegaan naar Parijs, waar de bankier Rousseau, nu overleden, mij tot maîtresse nam. Met hem heb ik een groots leven geleid. Ik had een particulier hotel in Neuilly, in de Rue Windsor 11. (een groot herenhuis in een chique wijk (PGG) Vervolgens is mijn minnaar verwikkeld geraakt in speculaties, die mijn fortuin deden dalen tot 200.000 Mark (equivalent van 800.000 Euro in 2017). Ik heb hem verlaten, ik heb alles verkocht en ik heb mijn theaterleven weer opgepakt in 1912.” 

BERLIJN VOORJAAR - ZOMER 1914

In hetzelfde verhoor van 15 februari vertelt Zelle verder, dat zij in februari 1914 terug is in Berlijn. Zij heeft een zes maanden lopend contract afgesloten met het Metropol-Theater aldaar om tot 19 september 1914 optredens te verzorgen van haar oriëntaalse dansen.

In Berlijn versiert Zelle een serie minnaars, niet alleen een bankdirecteur, maar vooral ook een aantal Duitse officieren. Allereerst ontmoet zij weer de inmiddels met een Oostenrijkse getrouwde Kiepert. In mei voorspelt Kiepert haar tijdens een souper een ophanden zijnde oorlog. Zelle:

“Op dat moment nam ik zijn voorspelling nog niet serieus, maar na langer nadenken, werden zijn woorden toch zo zwaarwegend dat ik onmiddellijk schreef naar de Franse Minister van Oorlog van die tijd.” 

Zelle ontmoet ook andere Duitse officieren:

“Echter, in mei of juni werd ik de maîtresse van een marineofficier, chef van de watervliegtuigbasis van Putzig (nu:Polen), kapitein / luitenant Kuntze, die mij dezelfde woorden sprak als Kiepert. Deze keer bedacht ik mij dat de zaak groot kon worden. Je moet toch Parijs waarschuwen! Toen heb ik een van mijn oude liefdes geschreven, de welbekende aeronaut, Henri Kapférer, wonend in de Rue Clichy, de eerste die over Parijs is gevlogen, maar ik heb geen enkel antwoord ontvangen. ”

Zelle vertelt vervolgens over een incident tijdens de beruchte “Juli-Crisis” van 1914 en haar relatie met het Hoofd van de Politie in Berlijn, Griebel:

“Eind juli bevond ik mij in het particulier kabinet van een van mijn minnaars, Chef van de Politie, Griebel, toen wij het lawaai hoorden van een grote manifestatie. Deze manifestatie was zeker spontaan, en Griebel, die er niets van afwist, wilde er meteen op afgaan en hij nam mij onmiddellijk mee in zijn automobiel. Ik zag een immense menigte die zich had aangesloten bij een fanatieke demonstratie voor het paleis van de Keizer, en die riep: “Deutschland über alles!” Enkele dagen later brak de oorlog uit. Vanaf dat moment behandelde de politie alle vreemdelingen als beesten. Op een dag werd ik zelfs op straat gearresteerd en naar een post opgebracht; men was er absoluut van overtuigd dat ik een Russische was.”

Nu de oorlog is uitgebroken, vertelt Zelle verder, weet zij via een clausule van “force majeur”  haar contract bij het Metropol-Theater voortijdig te beëindigen. Zij besluit om via Zwitserland naar Parijs te gaan, maar dat plan verloopt met grote moeilijkheden. Bij haar vertrek moet Zelle bagage achterlaten met onder andere theaterkleding, juwelen en bontjassen, waarvan zij de waarde schat op 80.000 Reichsmark. Bovendien weigert de Hausgesellschaft Bank haar om haar banktegoed terug te storten en om te helpen haar kluisjes te openen, omdat zij al langer dan 10 jaar in Frankrijk staat ingeschreven. Daarom moet de bankdirecteur van hogerhand haar behandelen als een staatsburger van de vijand. Met wat geleend geld van de intendant van het Metropol-Theater en met geld van Griebel probeert Zelle op 6 augustus bij Basel Zwitserland binnen te komen. De Zwitserse douane neemt haar laatste paar koffers in beslag en weigert haar tot Zwitserland toe te laten. Ze wordt zonder bagage teruggestuurd naar Berlijn. Zelle:

“Daar bleef ik tot 17 augustus en deze keer vertrok ik naar Holland.” 

DEN HAAG

In Nederland komt Zelle zo goed als berooid aan:

“Eenmaal op de bodem van mijn land weer aangekomen, zo moet ik u bekennen, werd ik overvallen door een verschrikkelijke schaamte. Ik beschikte over geen geld. Ik ben naar Den Haag gegaan, naar een oude minnaar, de Kolonel Baron van der Capellen, van het 2e Huzarenregiment, een getrouwde, erg rijke man, maar omdat ik wist dat hij veel aandacht schenkt aan het uiterlijk, moest ik mij toch maar aan hem presenteren zonder een keuze te kunnen hebben maken uit mijn garderobe.”

Voorts vertelt Zelle over een bankier, van der Schalck, die:

“… toen hij mijn minnaar was geworden, heeft betoond zeer genereus en goed voor mij te zijn.”

Naast van der Capellen ondersteunt van der Schalck haar ook financieel.  

Het is van der Capellen, “die nog steeds mijn minnaar is”, die haar “installeert in Den Haag, de Nieuwe Uitleg 16”. Overigens is het Haagse pand, Nieuwe Uitleg 16, niet zomaar een appartementje, maar het is een grachtenpand van formaat.  

Het is van der Schalck, die “mij het plezier deed om zijn advocaat naar Berlijn te sturen, die erin slaagde mijn geld en mijn juwelen naar mij terug te laten keren via de Ambassade van Holland.”

Ondanks deze interventie van van der Schalck zouden een deel van haar bontjassen en van haar juwelen na een uitspraak van een rechtbank in 1915 toch verbeurd verklaard worden en in Berlijn achterblijven.

VESTING PARIJS 1915

Ook in Parijs heeft Zelle voor het uitbreken van de oorlog al overal in hotels bagage achtergelaten met theaterkleding en bontjassen. In bankkluisjes liggen nog her en der juwelen. In november 1915 vertrekt zij met volstrekt legale reisdocumenten naar het “Camp Retranché de Paris”, de Vesting Parijs.  

Sinds 1 augustus 1914 al was de stad Parijs en de wijde omgeving met de fortenring eromheen, een versterkte vesting met een eigen verdedigingsleger, het “Armée de Paris”, onder bevel van Général Gallieni. Op alle officiële stukken in het dossier vindt men dan ook deze oorlogsbenaming, “Camp Retranché de Paris”.

Over de toedracht van die reis van 1915 vertelt Zelle:

“Van der Capellen raadde mij dan ook aan om zelf erheen te gaan en te zoeken wat ik in Parijs had achtergelaten. Ik reisde via Engeland en Dieppe om terug te keren in Parijs in mei 1915, geloof ik. Ik ben daar ongeveer drie maanden gebleven. Daar werd ik de maîtresse van een officier van het Belgische 2e Lanciers, de Markies de Beaufort, die, net als ik, in het Grand Hotel kwam logeren. Tot mijn grote ongenoegen liet hij mij alleen dwalen door Parijs.”  

Reizen vanuit Nederland naar Frankrijk via het door Duitsland bezette België was uiteraard niet mogelijk. Alle reizen verlopen dus via Engeland en het nog neutrale Portugal en Spanje. Omdat troepenvervoer uit Engeland prioriteit heeft, kan Zelle niet zomaar via Engeland terugreizen naar Nederland. Op advies van de Nederlandse consul reist zij via Spanje en Lissabon om van daaruit met een Hollands schip weer terug te reizen naar Amsterdam.  

Het verhoor van 15 februari eindigt met Zelle’s verrassende mededeling dat ze toch graag Maître Clunet als haar advocaat wil krijgen.  

VOORBEREIDING TWEEDE REIS NAAR PARIJS

Op 21 februari verhoort Bouchardon haar opnieuw. Zelle hangt een uitgebreid verhaal op, waarin het lijkt of zij met wijd lopende, nietszeggende verhalen nog de waarheid kan verhullen. In mei bereidt zij zich voor op een tweede reis naar Parijs sinds het uitbreken van de oorlog. Voor haar tweede reis naar Parijs, in juni 1916, geeft zij een aantal redenen: zij verveelt zich. Een poging om haar dochter te bezoeken, “die ik al twaalf jaar niet had gezien”, strandt, “omdat mijn dochter weigerde mij te zien.” Zelle voelt zich alleen in Den Haag. Haar minnaar “van der Capellen bevindt zich aan het front in het Noorden van Holland”. In Parijs zijn er nog steeds jurken, die zij terug naar Holland wil brengen. En verder is daar nog “de Markies de Beaufort, die erop aandrong dat hij mij weer terugzag in Parijs.”  

Duidelijk is dat Zelle weliswaar een groot deel van de waarheid vertelt, maar tegelijkertijd ook dat zij een belangrijk deel van de waarheid nog achterhoudt.  

RECONSTRUCTIE SPIONNENPERIODE - MEI 1916 – OKTOBER 1917 

GESPREK KRÄMER – MEI 1916

Voor dat deel van de waarheid over de ware reden van haar tweede reis naar het “Camp Retranché de Paris”, dat deel van de waarheid dat het Deuxième Bureau en de 3e Permanente Krijgsraad zo interesseert, moeten wij vooruitspoelen naar een verhoor van mei 1917.  

Pas op 21 mei 1917, tijdens haar tiende verhoor, bekent Zelle, dat zij zich een jaar eerder, in mei 1916, heeft laten werven door de Duitse inlichtingendienst. De Duitse consul te Amsterdam, Krämer, werft haar in haar huis in Den Haag met de zeer vage opdracht om in Frankrijk “inlichtingen te verzamelen van allerlei aard, die ons kunnen interesseren”. Enige dagen later toucheert Zelle van hem een voorschot van 20.000 Francs contant. Twintigduizend Francs anno 1916 is een flink bedrag, dat het equivalent is van een slordige 56.000 Euro tegenwoordig. Financieel gezien was zij even uit de brand, zonder nog maar een tegenprestatie te hebben geleverd!  

Haar motivatie om voor de Duitse spionage te gaan werken is een kwestie van geld. Zelle licht haar motivatie toe met de woorden:

”(…) ik heb hem gevraagd mij tijd te geven om erover na te denken. Eenmaal alleen heb ik erover nagedacht; na mijn theatercarrière hadden de Duitsers nog steeds mijn kostbare bontjassen en ik heb het als terecht beschouwd om van hen terug te nemen, wat ik maar kon.” 

Later in dit verhaal zal ik nog uitgebreid terugkomen op deze belangrijke doorbraak, haar bekentenis. Voor het volgen van de volgorde van de tijdlijn is het voor ons nu al van belang te melden dat Zelle al minstens vanaf mei 1916 voor de Duitsers bekend stond als agent H.21, aangestuurd door Krämer en door de Sectie 3B van de Inlichtingencentrale van Keulen. Ook al zal Zelle een jaar later nog tweeënhalve maand lang hardnekkig blijven ontkennen, toch vormt die vage spionageopdracht van Krämer de ware aanleiding voor haar tweede reis naar Parijs sinds het uitbreken van de oorlog.  

VERTREK NAAR PARIJS

In het verhoor van 21 februari houdt Zelle de reden van haar vertrek naar Parijs nog maar op haar verveling in Holland, haar achtergelaten jurken in Parijs en het aandringen van de Belgische Markies. Zo vertelt Zelle aan Bouchardon:

“Het totaal van deze redenen deed mij besluiten om Den Haag te verlaten in juni 1916. Ik verliet Amsterdam op de boot, “De Zeelandia”, met de bedoeling terug te keren naar Parijs. Ik reisde via Vigo en Madrid.”  

In Madrid weet zij zonder moeite een visum voor Frankrijk te krijgen. Maar aangekomen op het station van de Franse havenstad, Hendaye, dat dicht bij de Spaanse grens ligt, wacht haar een tegenslag. Haar bagage wordt onderzocht, zij wordt gefouilleerd en ze wordt verhoord. De Franse douane geeft haar te verstaan dat ze beter terug kan reizen naar San Sebastian. Maar dat pikt deze Grande Dame niet, ze maakt meteen gebruik van haar uitgebreide netwerk van machtige heren, en met bravoure bluft ze zich er door heen:

“In deze situatie bereidde ik een brief voor aan Monsieur Cambon, secretaris generaal van uw Ministerie van Vreemdelingenzaken, en de volgende dag presenteerde ik mij, met zijn brief in de hand, op het station van Hendaye. Geloof me, ik had daar de sleutel gevonden, die mij de poort opende van de Franse grens, want de ondervragers van de stad moesten mij laten gaan zonder enig probleem.” 

DAGINDELING - SURVEILLANCERAPPORTEN 

Na haar toelating in Frankrijk neemt Zelle haar intrek in het Elysée Grand Hotel in Parijs. Zelle’s opvallende verschijning, die dagelijks contact legt met officieren, heeft al vroeg de aandacht van de veiligheidsdienst getrokken. Spoedig na Zelle’s aankomst in Parijs volgen Politiecommissaris Priolet en Inspecteur Monier van de “Service de la Sureté” dagelijks haar gangen. De surveillances beginnen vanaf 18 juni 1916 en duren tot en met 13 januari 1917. Via de portier van het Grand Hotel onderschept en leest de politie haar brieven. Later, op 22 februari 1917, biedt Priolet per brief die surveillanceverslagen aan aan Capitaine Bouchardon. Uit die surveillanceverslagen krijgen we wel een mooi inzicht van Zelle’s dagelijkse dagindeling in Parijs.  

Met haar nieuw verworven 20.000 Francs en de Duitse vooruitzichten leeft Zelle weer in grote luxe. Haar dagindeling in Parijs bestaat voornamelijk uit korte taxiritten per automobiel of per fiacre (koets). Regelmatig bezoekt Zelle de kapper, de manicure, en couturiers. Zelle is kennelijk gek op winkelen bij dure meubelzaken, schoenwinkels, modezaken, hoedenwinkels en juweliers.

Tussendoor nuttigt zij lunches en lichte maaltijden en gaat zij thee drinken in salons van kennissen uit de theaterwereld. Vrijwel alle kwitanties en aankoopbonnen van de door haar bezochte winkels zijn in het dossier bewaard gebleven. In de map van de verslagen van de Rogatoire Commissies zijn getuigenverklaringen te vinden van de schoonheidsspecialisten en winkelverkoopsters. Een Rogatoire Commissie is een verzoek van een onderzoeksrechter aan een elders gevestigde rechter of opsporingsambtenaar om een daar verblijvende getuige te horen. Kernvraag van zo’n verhoor van een Rogatoire Commissie is altijd weer of Zelle uitspraken heeft gedaan, die uitgelegd kunnen worden als anti-Frans of als pro-Duits.  

Op 14 juli 1916 voegt de Markies de Beaufort zich bij haar in het Grand Hotel. Ook de Markies, die “een 42-jarige majoor is van het Belgische 4e Lanciers van de 1e Cavaleriedivisie aan het IJzerfront”,  staat onder verdenking. Het surveillanceverslag van Inspecteur Monier van 16 juli meldt o.a.:

Wij hebben vernomen, dat een inspecteur van de Belgische militaire Veiligheidsdienst , Boulevard St. Germain 282, gedetacheerd is om in het bijzonder de Markies de Beaufort te volgen gedurende zijn verblijf in Parijs, maar dat hij zich niet hoeft bezig te houden met de maîtresse van de laatste.”

Op de 19e vertrekt de Markies weer per trein naar België. Voor en na het vertrek van de Markies de Beaufort begint Zelle aan haar spionagewerk. Tijdens de Grote Oorlog stond het spionagevak nog wankel in de kinderschoenen. Ik las ooit een boek uit 1919 van George Barton: “Celebrated Spies And Famous Mysteries Of The Great War”. Zowel voor de opdrachtgevers op veilige afstand als voor de spionnen te velde was het uitoefenen van spionage toch nog steeds een proces van vallen en opstaan. Naar onze moderne maatstaven gemeten was niet alleen Zelle, maar waren ook andere collega’s van haar, ongeacht hun nationaliteit, nog amateurs, die de finesses van het vak in de praktijk moesten uitvinden. Het aansturen van de spionnen gebeurde vaak met behulp van gecodeerde radiotelegrammen. Geheime berichten van de spionnen moesten nog met onleesbare inkt (encre sympathique) worden geschreven en later met een andere chemische stof weer zichtbaar worden gemaakt.

Zelle’s opdracht van Krämer is toch ook uiterst vaag: “inlichtingen verzamelen van allerlei aard, die ons kunnen interesseren”. Eigenlijk moet zij zelf maar zien uit te vinden wat waardevolle informatie kan zijn. Zij moet zelf maar uitzoeken hoe zij inlichtingen kan verzamelen. Daarom begint zij op ietwat amateuristische wijze contact te maken met allerlei officieren. Vrijwel dagelijks spreekt zij officieren aan, en informeert zij naar hun rang en legereenheid. Op het perron van het Gare d’Austerlitz bijvoorbeeld spreekt de 40-jarige dame een 25-jarige officier aan, een Maréchal de Logis, Henri Lefèvre. Zij verleidt hem te vragen of zij zijn marraine de guerre wil worden.  Zo’n oorlogspeettante heeft de jongeman nog niet. Zelle stemt erin toe en met haar visitekaartje op zak stapt Lefèvre in een vertrekkende trein naar het front.  

Een “marraine de guerre” was een vrouw, die op afstand een soldaat zonder vaste relatie adopteerde om hem af en toe eens een kaartje te schrijven, een trui te breien, of een pakje te sturen. De oorlogspeettante kon bijvoorbeeld een nicht of een tante zijn of een ander, die een beetje zorgde voor haar “filleul de guerre”, haar petekind, de soldaat.  

MORNET’S FEITENRELAAS – OFFICIEREN VAN DE ENTENTE

Op 24 juni 1917 biedt de aanklager, de regeringscommissaris van het Parket bij de 3e Krijgsraad, Lieutenant Mornet, zijn requisitoir aan aan de Militair Gouverneur van Parijs. Het requisitoir bevat een lang feitenrelaas van 25 bladzijden. Op grond van de bekentenissen en op grond van de surveillanceverslagen, zo stelt Mornet, was zij de maîtresse van eerder genoemde Kolonel Baron van der Capellen, de Belgische Majoor Markies de Beaufort en haar Russische “verloofde”, Kapitein Vadime de Massloff. Mornet spreekt in zijn in blauw getypte feitenrelaas zelfs van een driehoeksverhouding met deze drie officieren. Ook meldt Mornet over de surveillanceverslagen:

“Die driehoeksverhouding weerhield haar niet om vluchtige relaties op te bouwen met 1 Montenegrijnse officier, 1 Italiaan, 2 Ieren, 3 of 4 Engelsen, en 5 Fransen waaronder een Generaal.” 

VISITEKAARTJES

Op 12 maart neemt Capitaine Bouchardon samen met Zelle, een voor een, haar verzameling visitekaartjes door. In de in beslag genomen collectie van Zelle’s visitekaartjes heb ik kaartjes aangetroffen van een aantal van deze officieren, allemaal van legereenheden van Entente-landen. Toch opmerkelijk: Duitse visitekaartjes zijn er niet te vinden in Zelle’s verzameling; kennelijk had zij die wijselijk in Den Haag achtergelaten.
Het bovenstaande lijstje van Mornet lijkt overigens niet compleet te zijn, want twee Russische officieren ontbreken in zijn lijst. Zo vind ik een visitekaartje van Prins Wolkonsky met een adres in Londen,  en van Lt.Kol. Patz-Pomarnatzky van de General Staf van het Russische Leger. Het kaartje van de Russische Kapitein Vadime de Massloff is wel terug te vinden. De Massloff, een zoon van een Russische Generaal, zal straks nog een belangrijke rol spelen in het verhaal van Zelle’s ondergang.
Verder zijn de kaartjes terug te vinden van de officier uit Montenegro, Majoor N.A. Yovitchevitch van de Generale Staf van Montenegro. De Italiaanse officier, Prof. Filiberto Mariani, is medisch Kapitein van het Rode Kruis en commandant van het Xe Automobielcorps van Genua. Van de Engelse officieren is slechts van één visitekaartje met zekerheid vast te stellen dat het gaat om Captain W.M. Beckwith van de Coldstream Guards. Van de andere Britse officieren, die ook in het dossier zijn genoemd, O’Brien en Steward, zijn geen kaartjes terug te vinden. Van de vijf Franse officieren heb ik twee kaartjes gevonden, van George Louis, Maréchal de Logis van het 12e Régiment de Cuirassiers en student aan de École d’Aviation, de vliegopleiding in Cazauy in de Gironde, en van Henri des Marands, Capitaine van de Cavalerie en stagiaire van de Generale Staf van het Gouvernement Militaire van Parijs.

Naast het kaartje van de Franse militair attaché te Madrid, Colonel Denvignes, heb ik tevens het kaartje aangetroffen van de hoogst genoemde officier, de Franse generaal. Het gaat om Generaal Adolphe Messimy, Gedeputeerde van het Departement Ain, die tot 26 augustus 1914 voor de tweede keer Minister van Oorlog was, tevens de man achter de latere invoering van het Horizon Bleu-uniform, en ook commandant van de 6e Brigade de Chasseurs! Niet de minste officier, die Messimy, die zeker over gevoelige informatie kon beschikken.  

ZELLE WINKELT

Uit het onderstaande surveillanceverslag van 31 juli blijkt Zelle’s winkelende dagindeling. Inspecteur Monier:

“De surveillance van McLeod is op deze dag voortgezet om 8.30 uur. Zij is om 9.45 uur vertrokken en ze heeft zich laten rijden naar de Rue de la Chausée Antin 8, waar zij een pakket heeft afgeleverd en voor een kwartier is gebleven. Vervolgens naar Rue Notre Dame de Lorette , waar zij ook een pakket heeft afgeleverd. Na een kwartier is zij naar nummer 37 gegaan in dezelfde straat, naar een schoenwinkel en vervolgens naar Rue Malakoff 133. Op dit adres, “Le Bottin mondain”, zijn wij achter de volgende namen gekomen: Meyer, vertegenwoordiger, en Alphonse de Pourtalés. MacLeod is daar ongeveer gedurende 20 minuten verbleven en ze heeft zich laten rijden naar de Rue Richepanse 9, een pand dat gedeeld wordt door verschillende handelshuizen en vervolgens is zij teruggekeerd naar het hotel, waar zij tot half één alleen lunchte.”  

AANVRAAG PAS VITTEL

Maar verder blijkt ook uit dit verslag dat Zelle op diezelfde middag stappen onderneemt, die uiteindelijk voor haar fataal zullen zijn:

Vervolgens heeft zij zich om 2.30 uur laten rijden naar de Rue Castiglione 3 (Collier d’Ambre) (een juwelierswinkel (PGG), vervolgens naar de Rue Boisière 59 (Legatie van Holland), waar zij een half uur is gebleven en tenslotte naar de Rue Taitbout 43, Commissariaat van Politie, waar zij heeft gevraagd om haar een vrijgeleide te verstrekken voor Calais met als datum 7 augustus en voor Vittel. Dat laatste is haar geweigerd, omdat deze twee steden zich bevinden in de Zone des Armées. Daarom is zij naar de prefectuur van de politie gegaan om een identiteitsbewijs te krijgen van de Dienst Vreemdelingenzaken en om andere nodige boodschappen te doen en is zij om 5 uur in de avond teruggekeerd in het hotel. Zij heeft om half acht alleen gedineerd en we hebben haar niet meer naar buiten zien komen.” 

Die aanvraag voor een vrijgeleidepas voor Vittel vormt een belangrijk keerpunt in Zelle’s spionnenavontuur. Vittel, een luxe bronwaterkuuroord in de Vogezen, ligt in de frontsector, in de “Zone des Armées", de officiële oorlogszone. Daarom moet Zelle een speciale vrijgeleidepas aanvragen om dit gebied te mogen bezoeken. Een aanvraag van een buitenlandse burger voor een bezoek aan zo’n oorlogsgebied wekt altijd de argwaan. In zo’n speciale vrijgeleidepas staan allerlei restricties, die in dit oorlogsgebied gelden voor burgers. Zo is het bijvoorbeeld niet toegestaan om zichzelf met eigen vervoermiddelen te verplaatsen.  

Voorafgaand aan de aanvraag van dit speciale visum schrijft zij in een door de Sureté onderschepte brief aan van der Capellen nog in een uitstekende gezondheid te verkeren! Het is de baron, die haar aanraadt om voor dat speciale paspoort contact op te nemen met zijn vriend, de Dragonder Sous-Lieutenant Hallaure, die werkt bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Hij zou haar vast wel aan een pas kunnen helpen met een gezondheidsverklaring, die een bezoek aan Vittel medisch noodzakelijk maakt.  

Zelle wil in Vittel voor een paar dagen haar 21–jarige, Russische vriendje ontmoeten, Kapitein Vadime de Massloff. Op 21 februari vertelt zij aan Bouchardon:

“In de salon van Madame de Dangeviller, Rue Tronchet 30, die ik al sinds lange tijd bezoek, maakte ik kennis met een Russische officier, Gasfield, die mij voorstelde aan Kapitein de Massloff van het Russische 1e Speciale Keizerlijke Regiment. Die laatste is mijn geliefde geworden en het is een grote liefde, die van twee kanten komt. Hij verbleef in het Camp de Mailly en hij kwam mij opzoeken, wanneer hij daarvoor toestemming kreeg.”  

KENNISMAKING MET LADOUX

Op 1 augustus 1916 bezoekt Zelle het kantoor van Hallaure, dat zich bevindt aan de Boulevard St. Germain 282. In hetzelfde gebouw van Hallaure bevindt zich twee verdiepingen hoger het kantoor van Capitaine Ladoux van de “Section de Centralisation des Renseignements”, de inlichtingencentrale van de contraspionagedienst van het “Deuxième Bureau”! Op 31 juli al ontving Ladoux van de politie een onderschepte brief aan Hallaure. Het is vooral de aanvraag om naar het oorlogsgebied van Vittel te reizen, die de aandacht van Ladoux heeft getrokken.

Meteen wil Ladoux Zelle ook zelf spreken. Al tijdens het eerste onderhoud met haar krijgt hij meteen de indruk dat hij te maken heeft met een persoon, die betaald wordt door de vijand. Vanaf dat moment stelt hij zich ten doel haar te ontmaskeren. Ladoux spreekt Zelle verscheidene keren, zowel voor haar reis naar Vittel als daarna. Ladoux wil erachter komen of zij zelf het initiatief heeft genomen, of dat zij wordt aangestuurd door de Duitse inlichtingendienst. Ladoux wendt voor haar te rekruteren voor de Franse contraspionage. Volgens Zelle echter is zij degene, die het initiatief neemt en het voorstel doet aan Ladoux om te gaan werken voor de Franse contraspionage. In het verhoor van 23 februari 1917 vertelt Zelle over haar gesprek met Ladoux dat het haar voorstel is geweest om naar het bezette België te willen gaan:

”Dit is mijn plan. Vanuit mijn huis in Den Haag, kan ik een aardig woordje schrijven aan Wurfbain. Ik zal naar Brussel gaan in mijn mooiste jurken. Ik zal de Generale Staf bezoeken, dat zeg ik u. Maar ik heb een zeer brutaal en zeer spontaan karakter. Ik heb niet de bedoeling om daar voor maanden rond te hangen en mij bezig te houden met kleine zaken. Ik zal één grote slag slaan, één enkele, en dan ga ik er weer vandoor.”  

In hetzelfde verhoor verklaart Zelle over dat gesprek met Ladoux, waarom zij het duizelingwekkende bedrag van 1 miljoen Francs heeft gevraagd:

“Ik heb geen ander belang dan dat ik met mijn verloofde wil trouwen en onafhankelijk wil zijn. “Zo’n bedrag moet dan wel de moeite waard zijn”, merkte hij (Ladoux) op. “En die vraag over geld, heeft u daarover nagedacht?” “Ik vraag een miljoen, antwoordde ik, maar u zal mij slechts betalen, nadat u de waarde van mijn diensten heeft erkend.” “Oh oh, maar dat is een flink bedrag”, merkte de kapitein op, “maar als u ons werkelijk geeft, waarom wij zullen vragen, dan zullen we u betalen. We hebben al eens aan iemand 2,5 miljoen betaald.” 

Overigens ontkent Zelle tegenover Ladoux en ook aan het eind van het verhoor dat zij ooit tijdens de oorlog in Antwerpen of Brussel is geweest. 

DE BANKIER WURFBAIN EN VON BISSING

Over die Duitser, Wurfbain, die Zelle regelmatig noemt, valt nog wel het een en ander te zeggen. De Fransen suggereren dat Amsterdam tijdens de oorlog een waar spionnennest vormt. Wurfbain is volgens hen de rechterhand van Moritz von Bissing, Generaal-Gouverneur van het Duitse Keizerlijke Generaal Gouvernement van België, de militaire regering in bezet België. Zelle maakt er tegenover Ladoux geen geheim van dat von Bissing een oude kennis van haar is van voor de oorlog.

Wurfbain woont in Amsterdam en is een rijke bankier. Hij staat ook in verbinding met de Duitse consul te Amsterdam, Krämer, en hij heeft voor zijn bankvestiging in Brussel “een handlanger, een Turkse directeur met de naam Chamay”. Over die Brusselse vestiging en de Amsterdamse bank van Wurfbain beweren de Fransen niet geheel onterecht dat het eigenlijk gaat

“om een occult agentschap van de Deutsche Bank, die zich voornamelijk bezighoudt met het onttrekken en witwassen van kapitale sommen uit België om ze door te sluizen naar Holland in de vorm van cheques en Duitse bankbiljetten.”  

VITTEL – SEPTEMBER 1916

Op 1 september 1916 arriveert Zelle met toestemming van Ladoux en met haar vrijgeleidepas in Vittel. In het verhoor van 23 februari 1917 vertelt zij met gevoel voor drama:

“Op de eerste september ben ik naar Vittel gegaan naar het Grand Hotel des Bains, maar ik ben er slechts 15 dagen gebleven, omdat het etablissement sloot vanwege de kou. Vadime de Massloff is daar ook naartoe gekomen om mij te zien. Hij was zwaar gewond geraakt door gifgas, was verblind aan zijn linkeroog en hij werd bedreigd voor altijd blind te blijven. Op een nacht heeft hij mij gezegd, wanneer dat ongeluk mij overkomt, wat zal jij dan doen? Ik zou jou nooit verlaten, antwoordde ik hem, en ik zal voor jou voor altijd dezelfde vrouw blijven. Wil jij mijn vrouw worden?, vroeg hij. Ik antwoordde instemmend, zonder te hoeven nadenken.”  

Later zal de Massloff zijn nieuwe verloofde hard laten vallen. Uit het verhoor van de Rogatoire Commissie van 19 mei 1917 blijkt dat de Massloff aan Capitaine Pineau van de Gendarmerie te Rennes heeft verteld, dat hij haar in maart weer wilde bezoeken in het Grand Hotel in Parijs om hun relatie te verbreken! Kennelijk wist hij nog niets van Zelle’s arrestatie af. De Massloff:

“Nadat ik behandeld was voor difterie in het hospitaal van Epernay in februari en maart 1917, heb ik na mijn ontslag uit het hospitaal een verlof van drie dagen gekregen. Ik ben naar Parijs gegaan, naar het Elysée Palace Hotel, maar ik kon Madame Zelle-MacLeod niet vinden, die was vertrokken zonder een adres achter te laten. Bij mijn terugkomst aan het front heb ik enige brieven gevonden van deze dame en in een daarvan vroeg zij mij om geld te sturen, dat ik niet heb gedaan. Sindsdien heb ik haar niet meer gezien.”

Capitaine Pineau stelt de Massloff vervolgens de vraag: “Uw chefs, en in het bijzonder uw generaal, hebben die u niet gezegd dat het niet erg verstandig was om u met de dame Zelle te vertonen? “

De Massloff antwoordt:

“Inderdaad, toen het gerucht rondging, dat ik met deze dame wilde trouwen, wilde de generaal mij over dit onderwerp spreken, maar ik had hem geantwoord, dat dit niet klopte. Vervolgens, in januari 1917, bij mijn terugkomst van verlof in Parijs, heeft de generaal mij opnieuw bij hem geroepen om mij te zeggen om alle relaties met deze dame te beëindigen, die bekend stond als een avonturier. In maart wilde ik met haar breken en met dit doel ben ik naar Parijs gegaan, naar het Elysée Palace Hotel, na mijn ontslag uit het hospitaal van Epernay.” 

Terug naar september 1916 en Vittel. Ook in Vittel worden de gangen van Zelle gevolgd, zoals blijkt uit een telegram van de plaatselijke Gendarmerie aan de inlichtingencentrale van Ladoux in Parijs. De Massloff blijft maar drie dagen in het Grand Hotel des Bains. Na het vertrek van de Massloff legt zij volgens Capitaine Ladoux ook in Vittel contact met een aantal hotelgasten en officieren. Tussen 16 en 19 september 1916 keert zij vanuit Vittel terug naar Parijs om daar haar patroon weer op te nemen van wisselende contacten met diplomaten, bankiers en officieren. De surveillance van de “Service de la Sureté” houdt haar weer dagelijks nauwkeurig in de gaten.  

REIS NAAR SPANJE

Volgens aanklager Mornet heeft Capitaine Ladoux aan Zelle geen enkele opdracht gegeven voor een spionagemissie. Eigenlijk wil Ladoux gewoon observeren welke acties zij allemaal zal gaan ondernemen. Het feitenrelaas van Mornet meldt:

“Uiteindelijk ontving de dame Zelle in de eigenlijke betekenis van het woord geen enkele missie van onze contraspionage , maar kreeg zij de toestemming om terug te keren naar Holland, waar Capitaine Ladoux haar liet hopen op een bezoek van een van onze agenten, die haar instructies zouden brengen. Hij overtuigde haar, overigens zonder moeite, om naar Spanje te gaan. De omweg, hoewel het wat langer was, bood meer gemak en de Capitaine rekende erop geen enkele van haar handelingen in Madrid uit het oog te verliezen, waar onze contraspionagedienst bijzonder goed is georganiseerd. Op 30 oktober 1916 vraagt ze bij de Prefectuur van de Politie een visum voor haar paspoort aan. Op 4 november incasseert zij in Parijs een cheque van 5.000 Francs via een tussenpersoon, de consul van Holland, Bunge. Ongeduldig om zich weer naar Holland te begeven, waar zonder twijfel zaken op haar wachtten van het soort, waarop wij het vervolg van ons rapport zullen bouwen, zal zij slechts oversteken naar Spanje. Op 9 november was zij in Vigo en zij ging meteen aan boord van het schip “de Hollandia”. Maar zij had niet gerekend op de Engelsen.” 

ARRESTATIE FALMOUTH

De Britten vertrouwen haar ook al niet! Twee dagen later, op 11 November, arresteert de Britse contraspionage Zelle op de rede van Falmouth, dat ligt op de westpunt van Engeland. Zij brengen haar naar Scotland Yard in Londen. Ze verwarren haar echter met een andere Duitse spionne, over wie de Duitse militair attaché te Madrid, Hauptmann Arnold Kalle, later in een telegram naar Berlijn zegt dat die spionne aan hem bekend is. Volgens de Franse inlichtingencentrale gaat het hier om een zekere Elsa Brun. Op 20 november laten de nog steeds wantrouwige Engelsen Zelle weer vrij wegens gebrek aan bewijs. Zij laten echter haar niet haar reis vervolgen naar Amsterdam, maar zij zetten haar in Liverpool op een schip, de “Araquya”, terug naar Vigo.  

SPANJE – DECEMBER 1916

Mornet vervolgt in zijn feitenrelaas:

"Op 6 december keerde Juffrouw Zelle terug naar Vigo en zij was spoedig in Madrid. En het is hier dat de intrige zijn vorm aanneemt. Op 13 december presenteert de verdachte zich bij de Duitse militair attaché, von Kalle, een van onze meest geduchte tegenstanders inzake spionage. En dan, tijdens de volgende dagen, opnieuw gebruikmakend van haar charmes, maakte zij in het Ritz Hotel contact met onze militair attaché, Colonel Danvignes, waar zij hem zei in onze dienst te zijn en hem zekere inlichtingen bracht, die zij heel behendig, zo stelde zij voor, had verkregen van von Kalle.” 

Overigens, Mornet’s spelling van de naam van de Colonel Denvignes wijkt af van de spelling op zijn visitekaartje. Maar toch: Danvignens is dezelfde persoon als Denvignes. Vanuit het Ritz Hotel te Madrid schrijft ze ook een brief aan Capitaine Ladoux. Ze benadert zelfs de vooraanstaande Général Hubert Lyautey voor een lunch, waarbij zij hem haar “boeketje viooltjes” gaf.  

Deze Lyautey is overigens ook niet zomaar de eerste, de beste officier. Lyautey is twee maal “Commissaire Résident Général” geweest, de gouverneur-generaal van het Franse protectoraat van Marokko. Vanaf 11 december 1916 tot 25 maart 1917 is hij een korte tijd Minister van Oorlog, om daarna weer in Marokko zijn oude functie te moeten hervatten van Résident Général. Voor zijn verdiensten in het protectoraat promoveert Lyautey later nog tot Maarschalk!  

Zo benadert Zelle deze drie Franse officieren over inlichtingen, die zij van de Duitsers vergaard heeft. Het is vanzelfsprekend mogelijk, zo niet hoogstwaarschijnlijk, dat Hauptmann Kalle haar van inlichtingen heeft voorzien, die de Fransen zouden moeten misleiden. Vanaf het prille begin van de georganiseerde spionage verschijnt ook het fenomeen van het verstrekken van desinformatie aan de vijand.  

WAT HEEFT ZELLE VERRADEN AAN DE FRANSEN?

Aan deze drie Franse officieren meldt zij dat zij van von Kalle de volgende inlichtingen heeft gekregen: Baron de Rolland, de Franse consul te Barcelona, zou aan het hoofd staan van de plaatselijke afdeling van de Duitse inlichtingendienst. Er zou een geheime ontscheping van wapens en personen gaan plaatsvinden op de kust van Marokko, en geheime inkten zouden daarheen zijn overgebracht. Voorts vertelt zij dat de Duitsers de sleutel in handen hebben van de Franse geheime codes van de radiotelegrammen en dat zij op de hoogte zijn van luchtvluchten over de linies om daar personen af te zetten.  

BEWIJS IN DIENST VAN DE DUITSERS

Bouchardon en Mornet beschikken ook over onderschepte, gedecodeerde radiotelegrammen, die von Kalle op 13 december vanuit Madrid heeft verstuurd naar de Generale Staf te Berlijn. De inhoud van die telegrammen beschouwen de speurders van de 3e Permanente Krijgsraad als zondermeer belastend. In een eerste telegram van twee meldt von Kalle op 13 december 1916 aan Berlijn:

“Telegram geadresseerd door de militair attaché te Madrid aan de Generale Staf te Berlijn, 13 december 1916 

Agent H.21 van de afdeling van de Inlichtingencentrale te Keulen, half mei voor de tweede keer naar Frankrijk gezonden, is hier aangekomen. Zij heeft geveinsd aanbiedingen van de Franse inlichtingendienst te accepteren en twee proefreizen naar België te maken voor rekening van deze dienst. Zij wilde met toestemming van de Franse dienst naar Spanje en Holland gaan aan boord van de Hollandia, omdat zij zich voorstelde ervan gebruik te kunnen maken om inlichtingen uit te wisselen met het centrum in Keulen. 

Hoewel zij in bezit was van Franse papieren, is zij op 11 november door een fout opgepakt in Falmouth, omdat zij gehouden werd voor een Duitse, die ik ken en die in Madrid is; toen de fout werd opgemerkt, is zij teruggestuurd naar Spanje, omdat de Engelsen volhouden haar als verdacht te beschouwen. Zij heeft zeer complete rapporten overgedragen, die ik u stuur via brieven of telegrammen. Ze heeft al 5.000 Francs ontvangen in Parijs begin november en ze vraagt op dit moment 10.000. Verzoek om mij zeer spoedig instructies te geven.”

Zelle vraagt dus nog eens om 10.000 Francs. Later toucheert zij 3.500 Pesetas voor de terugreis naar Holland. In januari 1917 toucheert Zelle voor de tweede maal een cheque van 5.000 Francs. Ook deze tweede cheque is ondertekend door de Nederlandse Consul in Parijs, Bunge. De Franse contraspionage stelt kritische vragen bij de rol van Bunge, die zij ervan verdenken voor de Duitsers te werken. Bunge geniet echter diplomatieke onschendbaarheid en is onaantastbaar.  

WAT HEEFT ZELLE VERRADEN AAN DE DUITSERS

In het tweede telegram van 13 december 1916 naar Berlijn somt von Kalle de belangrijkste inlichtingen op. Von Kalle aan Berlijn:  

“Telegram geadresseerd door de militair attaché te Madrid aan de Generale Staf te Berlijn, 13 december 1916 

H.21 laat weten: 

De Prinses (echtgenote van) George van Griekenland, Marie Bonaparte, bedient zich van intieme relaties met Briand (minister van oorlog (PGG)) om bij de Franse politiek te bereiken haar man op de troon van Griekenland te krijgen.  

In Frankrijk is er vooruitgang geboekt door een partij, die ten alle koste Briand ten val wil brengen en die zelfs wenst te zien dat de militaire situatie verergert om zijn doel te bereiken. Zonder twijfel beschikt men niet over een passende vervanging, anders zou het kabinet al gevallen zijn.  

Engeland oefent een absolute dominantie uit, zowel vanuit een politiek oogpunt als vanuit een militair oogpunt; onafhankelijke, Franse politieke figuren, die het Engelse gevaar duidelijk beseffen, durven niet te spreken.  

Onder regie van Engeland bereidt men voor de lente een algemeen offensief voor in grote stijl aan alle fronten.” 

De inhoud van het telegram toont aan dat het gewicht en het belang van die informatie niet van grote waarde is geweest. Welke inlichtingen, die voor de Fransen zo militair gevoelig konden zijn, heeft Zelle dan nog meer aan de Duitsers verraden?  

Zelle had contact met een Roemeen met de naam Coanda, die een van de eersten was die de aandacht trok van het Deuxième Bureau. Op 2 april 1917 doet Capitaine Ladoux schriftelijk verslag aan rapporteur, Capitaine Bouchardon. Hij schrijft o.a.:

“Echter, er moet opgemerkt worden dat Macleod tijdens haar verblijf in het Grand Hotel (Parijs) innige relaties onderhield met een zeer verdachte Roemeen, genaamd Coanda, die, na geprobeerd te hebben de Génie op te lichten met een niet te verwezenlijken uitvinding (gifgas (PGG), het land is uitgezet, omdat zijn activiteiten gevaarlijk leken te zijn voor de Nationale Veiligheid.” 

Dat contact met Coanda is verdacht, maar verraad van gevoelige informatie kan men het niet noemen.  

Wel verraadt Zelle aan von Kalle de identiteit van een Belgische geheim agent, die voor de Britten werkte, Allard, die met haar op de Hollandia reisde. Verder verraadt zij geheime opdrachten aan officieren en de geheime luchttransporten over de linies door de “aviateur”, Vedrines, om personen af te zetten.

SPANJE – PARIJS – DE FRANSEN LATEN ZELLE VALLEN

Na nog een week of twee in Spanje te hebben rondgehangen, vertrekt Zelle weer begin januari naar Parijs. Ladoux, zijn chef Colonel Goubet, en Colonel Danvignes vertrouwen haar kennelijk niet meer en houden stevig haar boot af. Het feitenrelaas van Mornet vertelt over die breuk:

“Vervolgens, op 30 december 1916, liet de verdachte een visum maken voor haar paspoort bij het Generaal Consulaat van Madrid en was zij in Parijs in de eerste dagen van januari 1917. Zij vond de deur gesloten bij de Boulevard St. Germain 282. De Colonel Danvignes, die zij aansprak op hetzelfde perron van het Gare d’Austerlitz, op het moment dat hij naar Spanje vertrok, ontving haar maar zeer gereserveerd en Capitaine Ladoux antwoordde niet meer op haar brieven. De dame Zelle had slechts nog maar een idee; heel snel vluchten, om Nederland te bereiken. Maar het was tevergeefs dat zij al haar relaties aan het werk zette, de mazen van het net zouden zich om haar aantrekken; Dan was ook dat moment gekomen, waarop zij ons rekenschap moest gaan geven.”  

ARRESTATIE

De Franse contraspionage heeft dus in januari 1917 alle contact verbroken en laat Zelle nog enige weken even bungelen, wellicht in de hoop nog meer belastend materiaal te kunnen verzamelen. Op 13 februari 1917 arresteert de Franse contraspionage Zelle in Parijs. Bij haar arrestatie in haar hotelkamer neemt Commissaris Priolet al haar kleren, goederen en contant geld in beslag. Ook al was Zelle pas negen maanden actief als spionne, duidelijk is dat de Fransen met haar arrestatie al in een vroeg stadium willen ingrijpen om nog gevaarlijker verraad “van deze zeer gevaarlijke spionne” te voorkomen.  

De Fransen sluiten Zelle op in de vrouwenafdeling van de St. Lazare-gevangenis te Parijs. Priolet heeft haar eigendommen ingeleverd bij de griffie van de gevangenis. Bouchardon en Mornet hebben haar nooit toegestaan om over haar geld te kunnen beschikken, geld dat zij nodig had om haar advocaat, Maître Clunet, te kunnen betalen en de kopiist van de gerechtelijke stukken. Wellicht wordt zij, als gevaarlijke spionne, in St. Lazare wat strenger behandeld dan anderen, maar toch heb ik de indruk dat Zelle hetzelfde sombere lot moet ondergaan en dat zij dezelfde strenge behandeling krijgt als de andere vrouwen, die daar in hun cel zitten.  

OVER DE EERSTE NEGEN VERHOREN

Ik heb niet de indruk dat er tijdens de verhoren veel druk op Zelle is uitgeoefend om haar woorden te ontlokken. De grootste druk, die op haar wordt uitgeoefend is toch de ontbering, haar maandenlange gedwongen verblijf in de cel van de St. Lazare-gevangenis.  

In de eerste verhoren wekt Zelle de schijn alle medewerking te willen verlenen. In het begin vinden de eerste gesprekken plaats zonder de aanwezigheid van haar advocaat, Maître Clunet. Zelle weidt uit over allerlei zaken, die vaak niet ter zake lijken te doen. Uit de notulen krijg ik de indruk dat Zelle’s ogenschijnlijke openhartigheid voortkomt uit een mengsel van de wereldster uithangen, van bluf om de heren wel even met haar charmes te kunnen inpakken, maar toch ook soms van “small talk” als een uiting van nervositeit. Bovendien vermoed ik ook, dat Zelle aanvankelijk nog moed putte uit haar Engelse avontuur. Ook in Engeland was zij er immers toch in geslaagd zich uit een netelige situatie te kunnen praten?  

Bij het begin van een verhoor vraagt Zelle soms nog timide of ze een stelletje schoon ondergoed uit haar in beslag genomen bagage kan krijgen of een schone jurk. Wat later in zo’n verhoorgesprek werpt ze soms weer overmoedig haar charmes in de strijd, dan weer afgewisseld met momenten van terneergeslagen opmerkingen, zoals:

“Ik ben moe. Kunnen we niet stoppen met dit verhoor?”.  

Zelle vertelt uitgebreid over haar reisaanvraag naar Vittel, dat zij is gaan werken voor Ladoux, dat ze via het arrestatie-incident in Falmouth naar Madrid is gegaan, dat ze daar allerlei heren heeft gesproken, voornamelijk diplomaten en bankiers, dat ze daar von Kalle heeft ontmoet, dat zij van hem toch zo behendig die inlichtingen heeft ontfutseld, en dat ze die toch allemaal aan de Fransen heeft doorgespeeld? Maar waar maar mogelijk vermijdt ze haar rol voor de Duitsers aan te stippen. Op rechtstreekse vragen of opmerkingen van Bouchardon ontkent Zelle stellig dat zij voor de Duitsers werkt, of dat zij de Franse staat ook maar enige schade heeft berokkend of militaire zaken heeft verraden.  

BOUCHARDON VERLIEST ZIJN GEDULD

De altijd geduldige Bouchardon, die Zelle toch al zo lang aan het woord heeft gelaten, is duidelijk niet onder de indruk van al haar openhartige verhalen over de stoet aan “amants” van internationale allure, de ambassadeurs, de baronnen, de consuls, de markiezen, en de gedeputeerden. Bouchardon hoort onverstoorbaar haar verhalen aan over haar “amants”, zoals de bankiers, die haar haar geld bezorgen, of de vaak jongere officieren, die zij toch het liefst heeft van allemaal, niet zozeer vanwege hun vermogen, maar meer nog vanwege hun aantrekkelijke uniform en hun viriliteit. Van al die pikante koketterieën raakt de rustige Bouchardon helemaal niet onder de indruk.  

Maar op 1 mei verliest Bouchardon zijn geduld:

We hebben sinds enkele dagen het materiële bewijs in ons dossier dat u zowel bij onze contraspionage zat, evenals dat u tegelijkertijd een zeer vrijmoedige komedie heeft gespeeld! U bent Agent H.21 van de sectie van de inlichtingencentrale van Keulen, voor de tweede keer naar Frankrijk gestuurd, in mei 1916!”

Bouchardon rept nog even door over zaken als de geheime inkten, de beloftes aan Ladoux, en haar contacten met von Kalle, en roept nogmaals: “Ja u, u bent het, u bent tezelfdertijd agent H. 21!”

Ondanks dat het verblijf in de gevangenis Zelle al mentaal heeft gebroken, toch geeft Zelle op 1 mei nog een opmerkelijk rustig, zelfs strijdbaar antwoord. Zij ontkent nog steeds door onder andere te stellen:

“U weet op dit moment exact dat het Capitaine Ladoux was, die wilde dat ik Agent AF44 was van het centrum in Antwerpen, en dat het Engeland was, waar ze dachten dat ik Clara Benedicts was. U houdt mij voor een ander, er is vast en zeker sprake van een vergissing. Capitaine Ladoux en Engeland beweerden ook dat ze bewijzen hadden, en ze hadden geen snipper bewijs. Bovendien herhaal ik dat ik niet uit mezelf naar de Boulevard St. Germain 282 ben gegaan.(…) Ik herhaal u dat ik nooit contact met de Duitsers heb gehad, alvorens von Kalle te hebben gezien, en dat is dan ook de reden dat ik nooit de inkt heb gebruikt, waarover u praat.” 

Zoals we inmiddels weten, beschikt Bouchardon inmiddels over materieel bewijs: gedecodeerde, Duitse radiotelegrammen van Hauptmann von Kalle aan de Generale Staf te Berlijn. Tijdens dit verhoor leest hij de telegrammen voor om Zelle te confronteren. Zelle verliest nu toch de regie over haar verhaal, maar volhardt:

“Ik begrijp helemaal niets van die inktgeschiedenis. Ik heb nooit een geheime inkt gebruikt, en waar had ik dat moeten laten, Engeland heeft mijn koffers doorzocht, en nauwkeurig mijn toiletartikelen bekeken. Bovendien nogmaals, ik ben niet agent H.21.”  

21 MEI 1917 – ZELLE BEKENT

Onder druk van het gevangenisleven en het opstapelende bewijs van de Duitse telegrammen, en na vier tevergeefse verzoeken om een voorlopige vrijlating, bekent de mentaal gebroken Zelle pas laat, op 21 mei 1917, in haar tiende verhoor door Bouchardon. Ze besluit open kaart te spelen en te vertellen, hoe zij in mei 1916 in Den Haag zich liet verstrikken in het Duitse spionageweb:  

“Ik heb besloten om vandaag de waarheid te vertellen. Dat ik tot op heden nog niet alles heb verteld, heeft te maken met het feit dat ik zekere gevoelens van schaamte koesterde, die ik u zo dadelijk zal uitleggen.

In mei 1916 was ik in mijn huis in Den Haag. Het was laat en mijn dienstbode, Anna, was al naar bed, toen de deurbel klonk. Ik moest dus zelf de deur openen en daar stond Meneer Krämer, de Duitse consul te Amsterdam, die trouwens zijn bezoek al per brief had aangekondigd maar zonder het doel van zijn bezoek te vermelden. De consul wist dat ik een paspoort voor Frankrijk wilde aanvragen. Hij verklaarde aldus: “Ik weet dat u naar Frankrijk gaat. Wilt u ons een dienst bewijzen. Het gaat erom aldaar inlichtingen te verzamelen van allerlei aard, die ons kunnen interesseren. Als u dat voor ons zou willen doen, kan ik u 20.000 Francs overhandigen.” Ik heb nog geprotesteerd dat dit niet veel was. “Dat is waar”, zei hij, “maar voor zo’n bedrag moet u toch bewijzen, dat u capabel genoeg bent om dit te doen om vervolgens te krijgen wat u wilt.” Ik heb op dat moment geen definitief antwoord gegeven en ik heb hem gevraagd mij de tijd te geven om erover na te denken. Eenmaal alleen heb ik erover nagedacht; na mijn theatercarrière hadden de Duitsers nog steeds mijn kostbare bontjassen en ik heb het als terecht beschouwd om van hen terug te nemen, wat ik maar kon. Ik heb dus aan Krämer geschreven: “Ik heb erover nagedacht. U kunt mij het geld brengen.” Na ontvangst van mijn brief is de consul bij mij teruggekomen en heeft mij 20.000 Francs overhandigd in Franse bankbiljetten. Tezelfdertijd heeft hij mij gezegd: “U moet ons schrijven met geheime inkten.” Ik heb nog opgeworpen dat ik niet hield van dit soort werkwijzen en bovenal dat ik met mijn naam zou moeten ondertekenen. Hij vertelde mij onmiddellijk dat er inkten bestaan, die niemand zomaar kan lezen en dat ik alleen mocht ondertekenen met het nummer H.21, dat hij mij gaf. Meteen heeft hij mij drie kleine flacons toevertrouwd, genummerd 1,2,3, bevattende in het eerste en het derde flesje een witte vloeistof, en in het tweede flesje een groenblauwe vloeistof, met de kleur van absint. Met vloeistof 1 maakte hij het papier vochtig, met vloeistof 2 schreef hij, en met vloeistof 3 wiste hij de tekst. “Zo moet u het gebruiken”, sloot hij af, “en op een dergelijk geprepareerd blad papier zou u mij een nietsbetekenende brief kunnen schrijven aan mijn naam naar het Hotel de l‘ Europe te Amsterdam.” Ik moet u zeggen dat de naam Krämer veelvoorkomend is in Holland, te vergelijken met Durand in Frankrijk. Met 20.000 Francs in mijn zak heb ik mijn dank betuigd aan Krämer, maar ik verzeker u dat ik helemaal niets heb geschreven gedurende mijn verblijf in Parijs. Ik voeg er hoe dan ook aan toe, dat ik de drie flacons heb weggegooid in het water van het kanaal tussen Amsterdam en de Noordzee, na ze eerst leeggemaakt te hebben.”

GEHEIME INKT

Daarnaast is er bij haar arrestatie op 13 februari nog bezwarend bewijs aangetroffen in haar bagage. De man, die vanaf het begin achter haar ontmaskering heeft gezeten, Capitaine Ladoux, vroeg meteen aan Commissaris Priolet om haar toilettas in beslag te nemen. Ladoux heeft de inhoud laten onderzoeken door chemische experts. In twee flacons met Spaans opschrift zijn stoffen aangetroffen, biodure de mercure, iodure de potassium en oxycianure et mercure”, een jodium- en een kwikoplossing, die sterk verdund in water bij uitstek als geheime inkt gebruikt konden worden. Het verslag van deze test is dan ook te vinden in het dossier, inclusief een afbeelding van de schrijfproeven met deze stoffen.  

BRIEVEN UIT DE ST. LAZARE-GEVANGENIS

Zelle’s verblijf in de vijandige omgeving van de gevangenis heeft haar toch ernstig beroerd. Bijna dagelijks schrijft zij brieven, zoals aan haar dienstbode, Anna Lintjens, in Roermond om aan van der Capellen geld te vragen voor haar advocaat. Ze schrijft brieven aan Mornet en Bouchardon, waarin ze om schone kleding vraagt of een betere behandeling. Viermaal verzoekt Zelle tevergeefs om een voorlopige vrijlating. Wanneer zij zich niet goed voelt, vraagt zij om een dokter. Gevangenisdokter Bizard zal dan ook onderzoeken bij haar verrichten en telkens een rapport voor het dossier achterlaten.  

Hoe men in 1917 dacht over de losse levenswandel van Zelle, of hoe wij in 2017 daarover ook mogen oordelen, er zit ook een menselijke kant, een tragische kant aan haar verhaal. Menselijkerwijs is het ook wel begrijpelijk dat de grote diva uiteindelijk bezwijkt onder de eenzame druk van het gevangenisleven, een omgeving waaraan zij zich niet aan kan passen. Nog geen half jaar geleden immers was Zelle nog die grote, internationale wereldster, Mata Hari, de Grande Dame met aan haar voeten een legertje van machtige, internationale bewonderaars, haar “amants”. In die eenzaamheid van de cel begint geleidelijk aan maar gestaag Zelle’s deconfiture vorm te nemen, en verliest de wereldster, Mata Hari, uiteindelijk haar glorie. Zij lijkt weer te veranderen in een bijna alledaagse vrouw, Margriet Zelle.  

Het is dan ook begrijpelijk dat Zelle na 5 maanden detentie gaat lijden aan stemmingen, die van dag tot dag zeer kunnen wisselen, variërend van diepe wanhoop tot assertieve strijdbaarheid.

In deze brief van 6 juli zit Zelle er helemaal door heen en is zij de wanhoop nabij:

“6 juli (1917)

Aan de Regeringscommissaris van de 3e Krijgsraad, Luitenant Mornet. 

Mijn Luitenant,  

Ik ben nu sinds 4,5 maand opgesloten in de gevangenis van St. Lazare en ik ben zo schandalig slecht gevoed sinds enige tijd, dat ik u verzoek om tussenbeide te komen. Men geeft mij, wat men geeft aan de ongelukkige vrouwen, die er ook zijn opgesloten en er zijn dagen, zoals vandaag, waarop men ons een bord rijst durft te geven, zo vies, dat de honden het zouden weigeren. Het brood wordt van dag tot dag minder. Ik lijd zo erg en ik ben zo vermagerd, dat ik u bid er iets aan te doen. Elke dag kan ik iets meer bij bestellen bij het restaurant, maar dat is zeer duur en men geeft mij geen brood meer. Het is toch niet nodig om mij zo slecht te behandelen. Ik huil op dit moment van schaamte omdat men mij durft zo’n verachtelijke gamel te eten te geven. De vrouwen hier kunnen nog schreeuwen of opstandig worden, maar ik, ik kan slechts huilen. De bedden, vol van ongedierte. De hele dag honger. Ik kan niet meer. U kunt zich niet voorstellen, mijn Luitenant, hoe ongelukkig ik hier ben, hier in St. Lazare. Omdat ik die hondensoep niet kan eten, moet ik gaan slapen zonder iets te eten te hebben gehad. Waarom, mijn Luitenant, laat men mij lijden in deze meest grote ellende? U kunt mij ondervragen, maar ik ben nog steeds een vrouw. 

Met respect, Mata Hari, M.G. Zelle – McLeod 

Deze volgende brief aan Mornet is van slechts vier dagen later, van 10 juli. Alvorens in te gaan op de inhoud van deze brief, herinner ik u nog even, dat Zelle bij haar arrestatie al haar bezittingen heeft moeten inleveren bij de griffie. In verscheidene brieven aan haar dienstbode, Anna Lintjens, heeft zij al gevraagd om via Baron van der Capellen geld naar haar over te maken om haar advocaat, Clunet, te kunnen bekostigen en de kopiist van de gerechtelijke stukken te kunnen betalen. Hoewel ik de stellige indruk krijg dat de Baron nooit meer over de brug is gekomen, toch is het hoe dan ook duidelijk dat de Fransen haar nooit hebben toegestaan om over welk geld dan ook te beschikken.  

Bovendien is de dag van 10 juli, waarop Zelle onderstaande brief schreef nog maar 14 dagen verwijderd van de datum van de zitting van de Krijgsraad. De tijd begon voor haar te dringen!

In deze brief krijgen we te maken met een geheel ander aspect van de persoonlijkheid van Zelle: een wanhopige, maar vooral toch ook een strijdbare Mata Hari:  

“10 juli 

Aan de Regeringscommissaris 

3e Krijgsraad  

Mijn luitenant,  

Ik bid u mij te verontschuldigen, wanneer mijn woorden u ondoordacht schijnen, maar mijn besluit is genomen. Ja, het is niet Meester Clunet, mijn advocaat, die mij verdedigt voor de Krijgsraad op 24 juli.  

Ik weiger de hulp van welke andere advocaat dan ook. Ik weiger evenzeer de hulp van een toegevoegd officier (ter verdediging) en ik zal mijzelf verdedigen voor de Krijgsraad. Ik heb het niet nodig, geen trucs, geen intelligentie van een advocaat, om de waarheid te vertellen en de feiten, die mij gebeurd zijn hier in Parijs. Over het Ministerie van Oorlog, tussen Capitaine Ladoux en mij, en Spanje, daarover zal ik zelf spreken. De opstandigheid, die ik voel, zal mij de kracht geven om niet te huilen. Ik heb geen enkele poging of daad van spionage begaan; en wel, dat moet gezegd kunnen worden, zonder gerechtelijk onderzoek. Ik wil geen toegevoegd advocaat, ook al dank ik Mr. le Batonier, dat hij mij er een ter beschikking wilde stellen. Waarom weigert u mij mijn geld uit Holland? Ik ben hier een vreemdeling, maar ik heb hier gedurende 14 jaar gewoond en ik heb hier veel geld uitgegeven. Wilt u mij mijn massief gouden sigarettenetui ter beschikking stellen, die ik bij de griffie heb moeten inleveren? Dat zou mij toestaan deze te verkopen voor het goudgewicht, toch zo’n 400 Francs. Daarmee zou ik geld hebben voor de kopiist en ik veronderstel dat Meester Clunet mij dan niet op het laatste moment in de steek laat. Maar als het anders gaat, kan ik mij geen advocaat of officier veroorloven om mij te verdedigen. Ik geef er de voorkeur aan het zelf te doen. Pardon, mijn Luitenant, maar het is niet rechtvaardig mij te weigeren mijn geld te laten toekomen en ook niet meer dan dat ik bij de griffie heb moeten inleveren. Mijn geld is voor gerechtelijke kosten, terwijl u mij verhindert enige stukken voor mijn advocaat te kopiëren. 

Met respectvolle gevoelens,  

Mata Hari, M.G. Zelle-McLeod 

MORNET’S FEITENRELAAS

Op 24 juni 1917 formuleert de aanklager, de regeringscommissaris van het Parket bij de 3e Krijgsraad, Lieutenant Mornet, schriftelijk aan de Militair Gouverneur van Parijs zijn aanklacht. Tegelijkertijd biedt Mornet zijn in blauwe inkt getypte, 25 bladzijden lange feitenrelaas aan, een document dat de leidraad vormt om de weg te kunnen vinden in het omvangrijke dossier naar onderliggende stukken en bewijs.

ZAAK ZELLE IN BREDER PERSPECTIEF 

Echter, voor wij verder gaan, is het tijd om even een pas op de plaats te maken in ons verhaal en naar een aantal omstandigheden te kijken, die zich elders in het voorjaar en de zomer van 1917 afspeelden. Omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de strenge aanklacht, haar vonnis, maar ook, zoals we straks zullen zien, aan de toon van het morele gelijk van de aanklager. Omstandigheden, die toch ook een ander licht kunnen werpen op de Franse verbetenheid om Zelle niet alleen veroordeeld te krijgen, maar ook een doodvonnis te willen opleggen. Daarnaast moeten wij ons blijven beseffen, dat we hier een beeld trachten te krijgen op grond van een enkele bron, een enigszins eenzijdig beeld van het toch vooringenomen strafdossier van de Franse aanklagers. Bouchardon en Mornet is er alles aan gelegen om hun zaak te winnen. Daarom is het van belang hier eerst de zaak in een breder historisch perspectief te plaatsen, alvorens de draad weer verderop op te pakken; tegen welke brede achtergrond speelt de aanklacht en het latere vonnis zich af?

MUITERIJEN AAN DE CHEMIN DES DAMES - APRIL 1917

Vanaf januari 1917 likt het Franse leger zijn wonden van de uitputtende veldslagen in 1916 bij Verdun en aan de Somme. Vooral de Slag om Verdun was nauwelijks een succes te noemen en kostte de opperbevelhebber, Général Joffre, zijn baan. Op 16 april 1917 ontplooit de nieuwe opperbevelhebber, Général Nivelles, een nieuw offensief aan het Aisne-front langs de Chemin des Dames. In zeven dagen wint Nivelles slechts 500 m. terrein, en verspilt hij vrijwel achteloos en nodeloos het bloed en de levens van 187.000 Franse slachtoffers, waaronder vele, vele koloniale soldaten. Tijdens de veldslag beginnen al de eerste opstandjes en breken aanvankelijk nog kleine muiterijen uit, die korte tijd later zich op grotere schaal zullen uitbreiden. Soldaten weigeren nog om als kanonnenvoer zinloos uit de loopgraaf te vertrekken of andere bevelen op te volgen. Daarnaast waart onder de frontsoldaten ook nog de verlammende invloed rond van het socialisme. Dat uit het revolutionaire Rusland overgewaaide socialisme beschouwt men in de legertop toch als staatsgevaarlijk en ondermijnend voor de juiste gevechtsmoraal.  

Op 23 april heeft zelfs Président Poincaré genoeg van Nivelle’s nodeloze slachting zonder zichtbaar resultaat en hij ontslaat hem op staande voet. Op 25 maart ontslaat Poincare ook Lyautey uit zijn functie van Minister van Oorlog. Lautey's ontslag is publiekelijk altijd geweten aan het falen van het Nivelles-offensief. Het tijdstip van Lyautey’s ontslag, een maand na Zelle’s arrestatie, en het feit dat zijn naam vaker terugkeert in het dossier, doet vermoeden dat niet alleen het falen van het Nivelles-offensief, maar ook zijn staatsgevaarlijke omgang met de spionne heeft geleid tot een herbenoeming in zijn oude functie in Marokko.

Het is de “Held van Verdun”, Generaal Pétain, die Nivelles opvolgt als opperbevelhebber. Om de orde in de rangen weer te herstellen laat Pétain 27 militairen van de 30.000 muiters executeren door een vuurpeloton, hen ten voorbeeld stellend aan anderen. Deze muiterijen hadden wel tot gevolg dat het Franse Leger tot aan de komst van de Amerikanen slechts verdedigend stand zal kunnen houden in de loopgraven, maar dat het geen aanvallen meer kan ontplooien met die “onbetrouwbare”, opstandige soldaten.  

ZAAK MATA HARI – BEPERKTE PROPAGANDA?

Daarom hadden Poincaré, zijn Minister van Oorlog Briand, en opperbevelhebber Pétain, zeker behoefte aan goed nieuws om een succes te kunnen verspreiden aan de bevolking, maar dan wel streng gecensureerd en vooral van bovenaf geregisseerd en gecontroleerd. Het nieuws van de ontmaskering van een zeer gevaarlijke spionne, de wereldster Mata Hari, bood hen eindelijk, zo dacht men, een gelegenheid voor positieve publiciteit, een welkome afleiding van die vooral geheim te houden passiviteit van de frontsoldaten.  

Om de waarde van de aanklacht te kunnen wegen en de verbeten toon van Mornet in zijn feitenrelaas te begrijpen, raad ik u aan het bredere perspectief van deze muiterijen mee te nemen in uw beeldvorming.  

MORNET’S MORELE VERONTWAARDIGING

Op pagina 6 en 7 van zijn feitenrelaas geeft Mornet zijn morele verontwaardiging de vrije loop:

“Wat moet ik nog meer zeggen? Die lange verhalen van de dame Zelle zullen ons sceptisch laten. Deze vrouw die zich opstelt als een soort Messalina (zedeloze intrigante en echtgenote van de Romeinse keizers Nero en Claudius (PGG) , alsmaar uitweidend over haar carrière en over haar theatersucces met een menigte aan aanbidders, deze vrouw, die zelfs aan de vooravond van 2 augustus 1914, resideerde in Berlijn, waar zij als minnaars had Luitenant Alfred Kiepert van het Huzarenregiment Nr. 11 van Krefeld, Kapitein /Luitenant Kuntze van een watervliegtuigbasis van Putzig, en bovenal het hoofd van de politie, Griebel, in wiens auto zij een manifestatie ten gunste van de oorlog bijwoonde onder de vensters van de Keizer, (die vrouw) leek ons een van die internationale dames –, het woord is van haarzelf,– die zo gevaarlijk waren geworden sinds het uitbreken van de vijandelijkheden. Het gemak waarmee zij zich uitdrukte in verscheidene talen, speciaal in het Frans, haar ontelbare relaties, haar flexibiliteit aan geldmiddelen, haar zelfverzekerdheid, haar opmerkelijke intelligentie, haar aangeboren of verworven immoraliteit, dat alles droeg bij aan haar verdenking.” 

Aanklager Mornet heeft bij het Grand Quartier Général gecheckt of Zelle’s inlichtingen aan de Duitsers een grond van waarheid bevatten: “Hoe dan ook, het Grand Quartier Général heeft ons laten weten, dat de aldus geleverde informatie voor een belangrijk deel de waarheid bevat.”

Verderop maakt aanklager Mornet nog een bittere opmerking: “In elk geval is een feit zeker. De Dame Zelle heeft ons onwaardig om de tuin geleid. Op het moment dat zij de drempel overschreed van Boulevard St. Germain 282, droeg zij sinds lange tijd al het livrei van de Duitse spionage.” 

MORNET’S AANKLACHT

Op 14 juli 1917 overhandigt een deurwaarder Zelle in de gevangenis een bevel van de Commissaris Mornet van het Militair Gouvernement van Parijs, dat zij op 24 juli om 13.00 uur moet voorkomen voor een zitting van het Parket van de 3e Permanente Krijgsraad te Parijs.  

De Commissaris stelt haar op de hoogte van de tenlastelegging, verwoord in een achttal punten van beschuldiging en gesteund door vier getuigenverklaringen van ons inmiddels al bekend klinkende namen: van Capitaine Ladoux en zijn chef Colonel Goubet van de “Section de Centralisation des Renseigements”, en van Commissaris Priolet en Inspecteur Monier, beiden van de “Sureté” van de politie. Omdat u inmiddels bekend bent met de feiten en om u het gerechtelijk jargon te besparen, geef ik u een samenvatting van dit stuk.

In Punt 1 meldt Mornet dat de verdachte in december 1915 “zich binnenbracht binnen het Camp Retranché de Paris om er documenten en inlichtingen te vergaren in het belang van Duitsland, vijandelijke macht."  

In Punt 2 en 3 gaat Mornet in op het voorjaar van 1916 en Zelle’s werving door Consul Krämer en de contacten met Hauptmann Kalle. In punt 2 klaagt Mornet Zelle ook aan voor “het verraden van de veiligheid van militaire plaatsen, posten en andere etablissementen”.

Punt 4 en 5 van de aanklacht verwijzen naar haar spionageactiviteiten in mei en juni 1916 in Parijs.  

Punt 6 en 7 handelen over haar contacten in december 1916 met von Kalle. Die punten refereren ook aan haar verraad, zoals gemeld in de Duitse telegrammen, het verraad “van inlichtingen van de binnenlandse politiek en van het lenteoffensief”. Voorts meldt Punt 7 de geheime inktvloeistoffen en het verraad van de naam van een Britse agent, van wie wij nu weten dat het gaat om de eerder genoemde Belg, Allard.

Punt 8 handelt over haar terugkeer in januari 1917 in Parijs en dat zij opnieuw heeft getracht “inlichtingen voor de vijandelijke macht, Duitsland”  te verzamelen.  

OPMERKINGEN BIJ DE TENLASTELEGGING

Na kennis genomen te hebben van het voorgaande verhaal hoeft men geen jurist te zijn om te zien dat de tenlastelegging hier en daar zwaar is aangezet, zelfs overdrijft, en soms ook insinueert naar onbewezen feiten. Omdat in het dossier het pleidooi van haar advocaat, Mr. Clunet, ontbreekt, neem ik de vrijheid zelf enige kritische kanttekeningen bij dit stuk te maken.  

De insinuatie in Punt 1 dat zij “zich binnenbracht”, ofwel “binnenging, binnendrong”  in de Vesting Parijs is toch overdreven. Uit de stukken in het dossier blijkt klip en klaar dat Zelle altijd heeft gereisd met netjes aangevraagde, legale, officiële reisdocumenten en daarom dat zij altijd geheel legaal in Parijs kon verblijven.  

In Punt 2 en 3 beschuldigt Mornet Zelle ook van zaken, waarvan in het dossier geen bewijs is te vinden, zoals “het verraden van de veiligheid van militaire plaatsen, posten en andere etablissementen”. Zeker, Zelle vroeg elke officier, die zij maar tegenkwam, naar zijn rang, eenheid en zijn legerplaats. Gevaarlijk voor die tijd, maar voor haar tevens bijna een gewoonte, zoals zij dat al voor de oorlog placht te doen uit haar hunkering naar mannen in een officiersuniform. Maar van het verraden van de ligging of functie van militair gevoelige plaatsen heb ik in het dossier geen bewijs kunnen vinden.

In Punt 7 meldt hij dat Zelle “het lente-offensief” heeft verraden.Hier zien we dus dat de Krijgsraad het falen van het Nivelles-offensief en de daaropvolgende muiterijen in de schoenen wil schuiven van Zelle.

Op grond van het voorgaande verhaal, mogen wij concluderen dat Zelle’s inlichtingen nauwelijks van enige waarde zijn geweest. Haar inlichtingen hebben zeker niet het verloop van de oorlog beïnvloed ten nadele van de Fransen of hun bondgenoten.  

Zoals we hebben kunnen zien, is de opbouw van het requisitoir en het dossier voornamelijk gestoeld op de onderschepte Duitse telegrammen van von Kalle, de inkttesten en Zelle’s bekentenis. Voor de andere aangedragen beschuldigingen, zoals het “binnendringen van de Vesting Parijs” of het verraden van militair gevoelige plaatsen, is geen doorslaggevend bewijs te vinden.  

Dat Zelle geen waardevolle inlichtingen heeft kunnen verraden, komt voort uit haar vaag omschreven missie-opdracht en toch vooral uit het feit dat de Fransen met haar arrestatie al in een vroeg stadium hebben ingegrepen; een vorm van preventie om wellicht nog gevaarlijker verraad te voorkomen.  

24 juli 1917 – 15 OKTOBER 1917

Met uitzondering van een document, waar ik later nog op terug zal komen, ben ik nu terechtgekomen bovenop in het dossier. Zoals ik al eerder opmerkte: Er zijn geen stukken te vinden in dit dossier van de zitting van de Krijgsraad van 24 juli 1917, niets van het pleidooi van Maître Clunet, en zelf het document van haar doodvonnis zit niet in het dossier. De twee bovenstaande documenten vond ik elders op internet.

Op grond van andere bronnen is het goed mogelijk een beknopte samenvatting te geven van de zitting, het doodvonnis en de executie. Tijdens de zitting van de 3e Permanente Krijgsraad zijn er geen nieuwe feiten meer naar voren gebracht. Zelle wordt ter dood veroordeeld “voor het verstrekken van inlichtingen aan de vijand gedurende oorlogstijd”. President Poincaré verwerpt haar gratieverzoek, omdat hij vindt dat het recht zijn beloop moet krijgen.  

EXECUTIE

Op 15 oktober 1917 gaat Zelle op de schietbaan van Vincennes het vuurpeloton tegemoet van twaalf Zouaven. Bij haar executie zijn twee getuigen aanwezig, die haar de laatste maanden in de gevangenis redelijk goed hebben leren kennen, gevangenisdokter Bizard, en haar gevangenisaalmoezenier, Pastoor Arboux. Zij vertellen ons, dat Zelle op haar hoofd een grote strooien hoed draagt, gekleed gaat in een elegante jurk, afgezet met bont, en haar mantel losjes over haar schouders draagt. Haar handen hoeven niet vastgebonden te worden. Alleen een band om haar middel bindt haar aan de executiepaal. Volgens deze getuigen weigert Zelle de traditionele blinddoek. Zelle glimlacht nog eenmaal en spreekt haar laatste woorden:

“Wat een vreemde gewoonte toch van de Fransen om de mensen te executeren in de vroege ochtend!”

Klokslag 6.15 uur fusilleert het vuurpeloton het Oog van de Dageraad, de 40-jarige Margaretha Geertruida Zelle.  

Dokter Bizard stelt vast dat een enkele kogel haar hart heeft doorboord en het dodelijke letsel heeft veroorzaakt. Haar familie maakt geen aanspraak op het lichaam, dat wordt vrijgegeven aan de Faculteit der Geneeskunde van Parijs. Haar lichaam belandt op de snijtafel van medische studenten en wordt vervolgens gecremeerd. Ten slotte wordt haar as begraven in een massagraf. Van Mata Hari is dan niets stoffelijks meer over. Maar de Fransen zijn er niet in geslaagd om met haar stoffelijke resten de herinnering aan haar uit te wissen. Haar naam en haar “merk”, Mata Hari, is nooit meer verdwenen. Honderd jaar later na haar dood doet haar faam ons nog steeds beroeren.  

DOODVONNIS?  

Op grond van deze ietwat teleurstellende uitkomst van de bewezen feiten -, “is that all there is?!”,- mag men zich in 2017 afvragen of Zelle’s doodvonnis wel terecht is geweest. Met andere woorden: op grond van deze bewijzen en de betrekkelijk geringe omvang van haar verraad had de Krijgsraad haar niet een gewone gevangenisstraf op kunnen leggen in plaats van de doodstraf?  

Als we kijken naar de positie van gewone Franse frontsoldaten dan is de doodstraf een veelvoorkomend verschijnsel in het Franse leger. Indien u een Franse officier of soldaat bent, is het uitgesloten om met goede redenen een missie op te geven. Bij terugkeer wacht u dan onvermijdelijk de Krijgsraad en het vuurpeloton, samengesteld uit uw eigen strijdmakkers. Het Franse leger heeft in totaal 1.009 mensen gefusilleerd, voornamelijk soldaten en officieren, wegens ongehoorzaamheid om bevelen te willen opvolgen, wegens “lafheid in het zicht van de vijand”, of wegens spionage. (Bron) Het uitvoeren van de doodstraf was in Frankrijk dus helaas gebruikelijk, maar de executie van een vrouw was nog steeds een buitengewoon uitzonderlijke zaak.

Als we kijken naar de uitvoering door de Duitse vijand van de doodstraf van vrouwelijke spionnen, dan zien wij dat de Duitse legerleiding toch leerde van eerder gemaakte fouten. Deze onverstandige keuzes, ingegeven door wraakzucht en ongeduld, zullen de Fransen op hun beurt opnieuw gaan herhalen in de zaak Mata Hari. Wellicht was het Franse, chauvinistische wraakzucht, die hen verhinderde om later dezelfde fout te maken als de Duitsers al deden in 1915 in de affaire Edith Cavell?

EDITH CAVELL

Op 3 augustus 1915 arresteren de Duitsers in Brussel de Britse verpleegster en zeer waardevolle spionne, Edith Cavell. De krijgsraad veroordeelt Cavell ter dood. Op 12 oktober 1915 fusilleren de Duitsers Cavell, hetgeen leidt tot een enorme storm van internationale verontwaardiging en protest. Door de Duitse, strenge bezettingspolitiek, gedwongen tewerkstelling van burgers in Duitsland, het plunderen van have en goed van de bevolking, de oorlogsvernielingen, het nodeloos platbranden van monumentale gebouwen, en een reeks van gewelddadige incidenten, excessieve oorlogsmisdaden tegen de plaatselijke burgerbevolking, had Duitsland internationaal gezien al een bijzonder slecht imago. Die executie van Cavell en die internationale verontwaardiging zijn uitermate beschadigend, en vormen de laatste deuk in het al zwakke imago van Duitsland. Onder de indruk hiervan en als reactie op al die ophef verandert meteen het Duitse beleid ten aanzien van de uitvoering van de doodstraf van vrouwelijke spionnen, zoals we zien in de volgende zaak.  

LOUISE DE BETTIGNIES

Op 20 oktober 1915 arresteren de Duitsers in Tournai, een andere, Franse spionne, “The Queen of British Spies”, Louise de Bettignies. De Bettignies is, evenals Cavell, een belangrijke geheim agent van formaat, die in tegenstelling tot Zelle wel vele, waardevolle, strategische inlichtingen heeft doorgespeeld aan de Britten en de Fransen. Zeker, ook de Bettignies wordt op 16 maart 1916 in Brussel ter dood veroordeeld.  Echter, om zo’n internationale reuring te voorkomen als in het geval van de ophef rond de affaire Cavell, zullen de Duitsers de Bettignies’ doodvonnis deze keer niet meer uitvoeren. Duitsland heeft nu kennelijk toch geleerd dat wraak een schotel is, die men koud moet serveren en dat die geduldige aanpak tenminste geen ongewenste ophef veroorzaakt. Desondanks is het lot van de waardevolle spionne, de Bettignies, minstens zo beklagenswaardig. De Duitsers laten Louise voor drie jaar creperen in een gevangenis in Keulen. In de gevangenis in Keulen loopt de Bettignies tuberculose op, waaraan ze sterft tijdens haar verblijf in het Keuler Sancta Maria ziekenhuis op 27 februari 1918.

PUBLICITEIT EN OPHEF

Maar ondanks dit Duitse voorbeeld volhardt Frankrijk met de uitvoering van haar doodvonnis. Als we kijken naar de nasleep van de executie van Zelle op 15 oktober 1917, leidt het wraakzuchtige beleid van Poincaré, Briand en Pétain om een voorbeeld te stellen eveneens tot internationale ophef. Bij het bekend worden van de rechtszaak al geeft de internationale pers uiting aan een algemene verontwaardiging, die niet alleen rondwaart in de Centrale Staten, maar die evenzeer rondwaart in Nederland, in andere neutrale landen, en zelfs bij bondgenoten. Het nieuws over Zelle’s rechtszaak en aanstaande executie van een beroemde, weerloze vrouw schaadt evenzeer het Franse imago, zoals de zaak Edith Cavell het Duitse imago ernstig beschadigde.  

Ik beloofde u al het bovenste en laatste document van het dossier erbij te halen om de al bestaande angst voor deze imagoschade te illustreren. De inhoud van dit document toont dan ook duidelijk dat de Franse diplomaten al voor de op handen zijnde executie zich ernstig zorgen maken over de negatieve publiciteit in de kranten. Bovendien dringen zij bij Parijs aan om instructies, hoe zij met deze publiciteit om moeten gaan. Ook in Den Haag is de Franse militair attaché verontrust over alle ophef in de kranten. Daarom stuurt hij op 7 oktober 1917 een gecodeerd telegram naar het Franse Ministerie van Oorlog:

“GECODEERD TELEGRAM  

Den Haag, 7 oktober 1917, 22.30 uur 

Militair Attaché aan Oorlog 

No. 10822 

Aan het 2e Bureau 1, 

Duitse kranten kondigen na het nieuws een nieuwe “vervolgepisode” aan over de executie van Mata Hari. Een pro-Duits orgaan, “Het Vaderland”, in de tweede plaats publiceerde deze ochtend een artikel, waarin men Mata Hari vergelijkt met Edith Cavell. Naar overeenstemming met de Minister Frankrijk naar Den Haag, zou ik u dankbaar zijn mij wel te willen telegraferen, dat het juist is dat de executie heeft plaatsgevonden om mij hier te verzekeren met alle nodige propagandamaatregelen en ik geloof u er met respect aan te mogen herinneren aan dit onderwerp op de gewenste datum, zoals uitgelegd in mijn brief van 18 september 1917.” 

DOOFPOT - COMPROMITTEREND VOOR FRANKRIJK

De ware toedracht, de betrekkelijke geringe omvang van de verraden feiten, en tevens de toch zeer discutabele voorstelling van zaken om naar een doodvonnis toe te werken, zal de regering doen hebben besluiten dat het dossier als geheim dossier voor honderd jaar in het archief moest blijven. Er zit ook een moreel aspect aan deze reden tot geheimhouding. De breed uitgemeten, bandeloze levenswandel van Mata Hari zal een reden zijn geweest om naar de mores van 1917 het dossier geheim te houden.  

Maar bovenal is het dossier toch buitengewoon compromitterend voor de Franse zijde. Mata Hari veroverde minnaars onder invloedrijke ministers, staatsecretarissen, gedeputeerden, hoge diplomaten, vooraanstaande bankiers, diplomaten, en officieren tot en met hoge generaals aan toe! Met naam, toenaam, en functie staan hooggeplaatste officieren zoals Messimy en Lyautey te kijk. Niet alleen door de verhalen van Zelle zijn ze beschadigd, maar louter al door de observaties en getuigenverhoren van Rogatoire Commissies. De details van dit dossier mochten niet naar buiten vanwege al die vooraanstaande heren, die hoe dan ook nu gecompromitteerd waren. Op zijn minst verkeerden de heren op de rand van loslippig te zijn geweest, of waren zij soms zelfs zwaar chantabel geworden. Wellicht ontbreken er nog meer documenten in het dossier over die hoge officieren dan de stukken, die wij tegenwoordig mogen inzien?  

De mannelijke zwakte van de Franse machtselite voor Mata Hari’s vrouwelijk schoon vormde uiteindelijk een grotere bedreiging voor de nationale veiligheid dan alle spionageactiviteiten van Zelle bij elkaar. Het falen van dit achtergrondballet van machtige heren van de grote wereldster in de schijnwerpers moest beter nog maar lang geheim blijven. Een belangrijke reden dus, zo niet de belangrijkste reden, om het dossier in 1917 diep weg te bergen in een stoffig archief en om de komende 100 jaar er maar beter het zwijgen toe te doen.

MOTIVATIE - HEBZUCHT EN HOOGMOED

De hamvraag blijft natuurlijk was Zelle nu naïef of dom? Op grond van de stukken uit het dossier acht ik Zelle in veel opzichten nog steeds een zeer intelligente dame! Zij is een talenwonder en spreekt diverse Europese talen vloeiend. Gebruik makend van haar talenkennis is Zelle een uitstekend netwerker en regelt zij zelf haar contracten voor haar optredens. Nee, Zelle was niet zomaar dom of naïef.  

Mijn indruk is dat Zelle leed aan hebzucht in combinatie met een vorm van hoogmoed, die haar fataal is geworden. Zij werd naar de spionagewereld verlokt door hebzucht, omdat ze na het uitbreken van de oorlog dringend geld nodig had om haar luxe leven van “liefde en plezier” te kunnen voortzetten. Hebzucht, die haar verleid heeft te kunnen denken dat ze aan dit spionnenspel zonder gevaar flink zou kunnen verdienen. Hebzucht, die haar verlokt heeft om te denken met haar spionnenspel de oorlog in welstand te kunnen uitzingen .

HOOGMOED 

Intelligente mensen, zoals Zelle, worden vaak niet meer tegengesproken door hun omgeving. Waarom zou je als minnaar de diva tegenspreken? Zo’n “amant” had met zo’n vluchtige ontmoeting in een hotelkamer wel een ander doel dan zijn tijd te verspillen met het tegenspreken van zijn charmante minnares. Zelle is altijd succesvol bluffend door het leven gekomen. Met haar bluf en bravoure is zij er uitstekend in geslaagd haar internationale succes van wereldster uit te bouwen. Alle mannen, die zij in haar leven tegenkwam, of het nu Duitse of Franse officieren waren, allemaal heeft zij hen op een of andere manier wel om haar vingers kunnen winden. Daarom lijkt het erop alsof een ruimte voor kritische zelfreflectie bij Zelle geleidelijk aan is verdwenen, en pas weer langzaam terugkeerde in de gevangenis.  

Ik denk daarom dat we Zelle een bijzondere karaktereigenschap mogen toedichten: overmoed, maar liever nog zeg ik, hoogmoed. Hoogmoed, die haar niet remde in haar zucht naar avonturisme. Hoogmoed, die haar verleid heeft te denken straffeloos alle mannen in te kunnen pakken. Hoogmoed, die haar verblind heeft van tevoren zorgvuldig alle risico’s af te wegen van haar gevaarlijke spel. Hoogmoed, die Mata Hari haar spionnenspel liet spelen in een wereld, die allang gestopt was met uitbundig leven en feestvieren, en die doodernstig zijn zware oorlog vocht.

Pierre Grande Guerre - februari 2017

BRONNEN / AANBEVOLEN LITERATUUR

-     Het dossier zelf: De website van het “Mémoire des Hommes” van het Ministerie van Defensie van Frankrijk. Weliswaar heb ik hier bewerkte afbeeldingen geplaatst, maar de auteursrechten van de originele documenten en scans berusten bij dit Franse Ministerie van Defensie. Uiteraard ben ik het “Mémoire des Hommes” zeer dankbaar voor de publicatie van dit dossier op internet begin januari 2017!

-     George Barton: “Celebrated Spies And Famous Mysteries Of The Great War” – 1919 - LINK 

-     Dr. Léon Clement Bizard: "Souvenirs d'un médecin de la préfecture de police et des prisons de Paris (1914-1918)" – 1925 - LINK 

-      Valeur des francs en euros 2017  

-     Bob Latten: “Vrouwen In De Grote Oorlog” - 2015

-     Marijke Huisman: "Mata Hari (1876-1917): de levende legende" - 1998

-     Jan Brokken: “Mata Hari - De waarheid achter een legende” – 1975

-     Els Kloek: "Zelle, Margaretha Geertruida (1876-1917)" - 2013 - LINK 

-     Verscheidene lemma’s van Wikipedia, in het Frans, Duits, Engels en Nederlands, en andere internetbronnen. 

TIP -  Lees ook mijn boek over de invalshoek van Ladoux in deze zaak en nog veel meer over spionage : "De Geheime Oorlog van Capitaine Ladoux - De Franse Contraspionage tijdens de Grote Oorlog" (zie onder aan de pagina van de link hiervoor)

by Pierre Grande Guerre 29 November 2019
by Pierre Grande Guerre 14 November 2019

Inleiding: Franz Von Papen & Werner Horn; schaker en pion

Onlangs stuitte ik in een oud boek (1) van 1919 op een opmerkelijk verhaal over een Duitse Luitenant, die in begin februari 1915 een half geslaagde bomaanslag pleegt op een spoorbrug over een grensrivier tussen de Verenigde Staten en Canada. Ook al staat de bekentenis van de dader, Werner Horn, deels in het boek te lezen, de naam van zijn opdrachtgever zal Horn blijven verzwijgen. Na wat verder zoeken vond ik ook de naam van Horn’s opdrachtgever, Franz von Papen, een van de aangeklaagden van het latere Neurenberg Proces in 1946.

In een Grote Oorlog als de Eerste Wereldoorlog  is Horn’s aanslag op de brug uiteraard slechts een bescheiden wapenfeit. Toch vermoed ik dat dit relatief onbekende verhaal, dat de geschiedenis is ingegaan als de “ Vanceboro International Bridge Bombing ”, nog interessante kanten kent. Het is onder andere een spionageverhaal over hoe in een groter plan een sluwe schaker zijn naïeve pion offert.  

Beknopte situatieschets Canada en de Verenigde Staten in 1915

by Pierre Grande Guerre 1 October 2019

This trip we start at the Léomont near Vitrimont and we will with some exceptions concentrate on the Battle of Lorraine of August-September 1914 in the area, called, the “Trouée de Charmes”, the Gap of Charmes.

After the Léomont battlefield we continue our explorations to Friscati hill and its Nécropole Nationale. Next we pay a visit to the battlefield of la Tombe to go on to the Château de Lunéville. There we cross the Vezouze to move on southward to the Bayon Nécropole Nationale. At Bayon we cross the Moselle to pass Charmes for the panorama over the battlefield from the Haut du Mont. North-west of Charmes we will visit the British Military Cemetery containing 1918 war victims. From Charmes we go northward to the battlefield of the First French Victory of the Great War, the Battle of Rozelieures of 25 August 1914. North of Rozelieures we will visit the village of Gerbéviller. From there we make a jump northward to visit the ruins of Fort de Manonviller to finish with an interesting French Dressing Station bunker, west of Domjevin.

by Pierre Grande Guerre 18 September 2019
Though we depart from Badonviller in the Northern Vosges , we make a jump northward to the east of Lunéville and Manonviller. We start at Avricourt on the border of Alsace and Lorraine. From the Avricourt Deutscher Soldatenfriedhof we explore the southern Lorraine battlefields ; the mine craters of Leintrey , the Franco- German war cemetery and Côte 303 at Reillon , and some German bunkers near Gondrexon , Montreux , and Parux.
by Pierre Grande Guerre 13 September 2019
We depart from Raon-l’Etape to drive northward via Badonviller to Montreux to visit the  "Circuit du Front Allemand 14-18", the  Montreux German Front Walk 14-18,  with its trenches , breastworks , and at least twenty bunkers.
by Pierre Grande Guerre 8 September 2019
North-east of Nancy, east of Pont-à-Mousson, and south-east of Metz we visit the battlefields of the Battle of Morhange of 14 until 20 August 1914. We follow mainly topographically the route of the French advance eastward over the Franco-German border of 1871-1918.
During this visit, we try to focus on the day that the momentum of the battle switched from the French side to the advantage of the Bavarian side: the day of 20 August 1914, when the Bavarians rapidly re-conquered the territory around Morhange , being also the day of the start of their rather successful “Schlacht in Lothringen”.
We will visit beautiful landscapes of the "Parc Naturel Régional de Lorraine", memorials, ossuaries, and cemeteries. Sometimes we will divert to other periods of the Great War, honouring Russian and Romanian soldiers, who died in this sector. We start our route at the border village of Manhoué, and via Frémery, Oron, Chicourt, Morhange, Riche, Conthil, Lidrezing, Dieuze, Vergaville, Bidestroff, Cutting, Bisping we will finish in Nomeny and Mailly-sur-Seille, where the Germans halted their advance on 20 August 1914, and where they constructed from 1915 some interesting bunkers.
by Pierre Grande Guerre 5 September 2019
South of Manhoué we start this trip at Lanfroicourt along the French side of the Franco-German 1871-1918 border, marked by the meandering Seille river. We visit some French bunkers  in Lanfroicourt, near Array-et-Han and in Moivrons. From there we go northward to the outskirts of Nomeny and the hamlet of Brionne to visit the ( second ) memorial, commemorating the events in Nomeny of 20 August 1914. We continue westward to finish at the Monument du Grand Couronné at the Côte de Géneviève, a former French artillery base, which offers several panoramic views over the battlefield.
by Pierre Grande Guerre 28 August 2019
North of Pont-à-Mousson and south of Metz, we explore the relics of German bunkers and fortifications along the Franco-German 1871-1918 border. We start at Bouxières-sous-Froidmont to visit the nearby height of the Froidmont on the front line. This time we will show only a part of the Froidmont, focusing on its military significance.  From the Froidmont we continue via Longeville-lès-Cheminot and Sillegny to the “Forêt Domaniale de Sillegny” to explore some artillery ammunition bunkers. Next we continue to Marieulles for its three interesting bunkers and to Vezon for its line of ammunition depot bunkers. From Vezon we continue to the “Deutscher Kriegsgräberstätte Fey – Buch”. From Fey we go eastward, passing 6 bunkers near Coin-lès-Cuvry to finish our trip at the top construction of the “Feste Wagner” or “Fort Verny”, north of Verny.
by Pierre Grande Guerre 25 August 2019

From Badonviller or the Col du Donon we continue north-eastward for a visit to an extraordinarily well restored sample of German fortifications:  the Feste Kaiser Wilhelm II, or Fort de Mutzig,  lying on a height, some 8 km. away from the 1871-1918 Franco-German Border.

by Pierre Grande Guerre 23 August 2019
We concentrate on the German side of the front around "Markirch", Sainte Marie-aux-Mines, the so-called "Leber" front sector . We first pay a visit to the Sainte-Marie-aux-Mines Deutscher Soldatenfriedhof, and next to the southern side of the Col de Ste. Marie for the many interesting bunkers of the German positions at the Bernhardstein, at the north-eastern slopes of the Tête du Violu. On the next photo page about the Haut de Faîte we will continue with a visit to the northern side of the pass and the "Leber" sector.
More posts
Share by: