Oom Hansi - Kindervriend en Moffenhater

  • by Pierre Grande Guerre
  • 29 May, 2019

DUTCH Page - WFA-NL Lezing d.d. 9 september 2017

Voorwoord

De hiernavolgende tekst heb ik oorspronkelijk geschreven voor een lezing van 45 minuten. Op 9 september 2017 had ik de eer deze lezing te mogen voordragen voor de leden van de Western Front Association Nederland.
Voor de afbeeldingen, die u straks zult zien, heb ik uiteraard gebruik gemaakt van de projecties, die ik tijdens mijn lezing heb gebruikt.
Onder de hiernavolgende tekst van mijn lezing heb ik voor mijn website een kader toegevoegd, waarin ik voetnoten heb opgenomen en mijn voornaamste bronnen van mijn lezing. Ik presenteer u nu graag mijn lezing:

Inleiding

Beste Tijdreizigers,

In bijna elk dorp van enig belang in de Elzas of op bijna elke bergpas in de Vogezen vindt men souvenirwinkels, die allerlei snuisterijen verkopen met veel prints van de illustraties van Hansi. In het pittoreske dorpje, Riquewhir, is zelfs een “Maison de Hansi”, het commerciële Hansi Museum.

Op het eerste gezicht zijn de vrolijke tekeningen duidelijk bedoeld voor kinderen en lijken zijn afbeeldingen onschuldig. Menig doorsnee toerist heeft geen flauw benul van de achterliggende betekenis van Hansi’s afbeeldingen. Ook al zijn Hansi’s tekeningen nog zo vrolijk en ook al is Hansi in de Elzas tegenwoordig “bigbusiness”, …

… de achterliggende betekenis van zijn prenten zijn geworteld in de Duitse annexatie van 1871 en de bezetting van Elzas-Lotharingen; toch een belangrijke twistappel van de daaropvolgende Grote Oorlog!

Oom Hansi was niet zomaar een kindervriend, een illustrator van kinderboeken, maar hij was tevens een Elzasser schrijver van Franse komaf, een begaafd aquarellist, een satiricus en een karikaturist, een Revanchist, én een fervente Anti-Pangermanist.

Hansi was een Moffenhater, maar wel een Moffenhater met een gevoel voor humor, die niettemin met scherpe pen de Duitse bezetting van de Elzas bekritiseerde. Voor en na het uitbreken van de Grote Oorlog zal Hansi een belangrijke bijdrage leveren aan de anti-Duitse propaganda om de Franse kinderzieltjes en hun ouders te doordringen van het Franse patriottisme.

Aan de hand van drie van zijn boeken zal ik trachten de anti-Duitse betekenis van zijn ogenschijnlijk onschuldige werk te duiden. Tegelijkertijd bezit mijn lezing ook het karakter van een beknopte biografie van Hansi. De schrijver en karikaturist zal de twee wereldoorlogen overleven en daarom zal mijn lezing -, bij uitzondering en tegen de WFA-mores in, - aan het einde de magische grens van het jaar 1918 overschrijden. Ook na de Grote Oorlog zal Hansi blijven waarschuwen voor het Duitse gevaar.

Geboorte Hansi

Hansi werd geboren op 23 februari 1873 in de Rue des Clefs nummer 41 in Colmar als Jean-Jacques Léon Waltz. Jean-Jacques was de jongste van vier kinderen van Rosalie Clémence Dunand en Jacques-André Waltz. Hansi’s vader was eerst slager maar is later als autodidact opgeklommen tot conservator van het Musée Unterlinden, een museum dat in Colmar nog jaarlijks 200.000 bezoekers trekt. Hansi wordt dus geboren tijdens de dan nog prille Duitse bezetting van Elzas-Lotharingen. Die Duitse bezetting is van groot belang om Hansi’s werk echt te begrijpen. Daarom fris ik nog even uw geheugen op over Elzas-Lotharingen tijdens de periode van 1871 tot 1918.

Elzas 1871-1918

Aan het einde van de Frans-Pruisische oorlog van 1870 annexeert von Bismarck Elzas-Lotharingen in het nieuwe Keizerrijk Duitsland. In tegenstelling tot de andere deelstaten van het Keizerrijk staat het “Reichsland Elsaß-Lothringen” vanaf de annexatie onder direct bestuur van Berlijn met een status vergelijkbaar met die van een kolonie. Pas in 1911 zou Elzas-Lotharingen bijna gelijkgesteld worden aan de andere deelstaten van het Keizerrijk met de instelling van een “Landtag” van twee Kamers.

In diezelfde periode bloeit in Duitsland vanaf 1870 het Pangermanisme op, een Duitsnationalistische stroming, die ernaar streefde om alle Germaanse volken te verenigen in een staat en een leidende cultuur van “Übermenschen”.

In 1871 voeren de Duitse autoriteiten in het geannexeerde “Reichsland Elsaß-Lothringen”, onmiddellijk Duitse wetten in, die uiteraard ook gelden voor de Franstalige bevolking. De Frans-Elzasser bevolking krijgt tot oktober 1872 nog één keus: Duitser worden of anders vertrekken naar Frankrijk. Van de bijna anderhalf miljoen Fransen in de Elzas kiezen bijna honderdzestigduizend mensen ervoor om de Elzas te verlaten naar Frans grondgebied.

Vanaf 1872 bevordert de Duitse regering met “Germanisierungs- und Assimilationsversuchen” de immigratie van Duitsers uit andere delen van het Keizerrijk. Na 42 jaar annexatie groeit de Duitse bevolking in de Elzas door de immigratie van ongeveer vierhonderdduizend Duitse inwoners in 1871 naar één komma acht miljoen Duitse inwoners in 1914.

De ambtelijke taal is voortaan Duits, scholen zijn verplicht uitsluitend in het Duits te onderwijzen, Franse reclameborden of andere Franstalige uitingen in het openbaar zijn verboden. De leden van de Franse bevolking zijn uitgesloten van openbare functies. De pers staat onder censuur. Mannen van Franse komaf zijn onderworpen aan de Duitse dienstplicht. Al voor het uitbreken van de Grote Oorlog al beschouwen Duitse militairen de Elzas als “Feindesland” en de Franse bevolking als een soort “Untermenschen”.

Jacques-André Waltz - Hansi’s vader

Het is de conservator van het Musée Unterlinden, Jacques-André Waltz, Hansi’s vader, die door de Duitse annexatie abrupt is afgesneden van dat deel van zijn uitgebreide netwerk, dat in Frankrijk woont. Jacques-André beschouwt die annexatie als een regelrechte bezetting. Hij voedt zijn zoon op in een Franspatriottische, anti-Duitse houding. Vader en zoon, beiden worden zij allengs Revanchisten, aanhangers van de Fransnationalistische beweging om Elzas-Lotharingen weer Frans te laten worden.

Hansi's jonge jaren

In 1881 stuurt Jacques-André zijn zoon naar de “Kaiserliche Schule” in Colmar. Op die middelbare school ontwikkelt Hansi meteen een grote hekel aan zijn leraren, die uit Pruisen komen. Later, in 1918, schrijft hij in een soort van spreektaal, die typisch is voor Hansi, een anekdote, die ons een treffend beeld schetst van zijn tijd op het “Moffenlyceum”:

“Wanneer ik weer eens in elkaar was geslagen op het Moffenlyceum, wanneer de Duitse leraar ons leerde dat de Duitse taal de mooiste en de oudste was van alle talen, wanneer de geschiedenisleraar onze vaders had beledigd en alle Fransen, teruggaand tot de tijd van Karel de Grote, wanneer de leraar Frans, die van Königsberg kwam, had bewezen dat noch de Fransen noch de Elzassers hun eigen taal kenden, en dat alleen in Königsberg de Franse taal zuiver wordt gesproken, wanneer ik dan naar huis ging van het lyceum, waar ik elke dag wel een paar klappen kreeg, en een paar uur moest nablijven, dan zag ik de onbeschaamde officieren stampend over het plaveisel van onze stad, ambtenaren, lelijk en arrogant, en wanneer ik thuis kwam, bedroefd en ontmoedigd, dan vertelde mijn vader mij tot troost hoe mooi ons stadje was tijdens de Franse tijd.” (1)

Deze schoolervaring onder de Duitse bezetting is cruciaal om straks Franse Hansi’s afkeer van de Duitsers te kunnen duiden. Het zal u niet verbazen dat de jonge Hansi met regelmaat ook zelf in de problemen komt, omdat hij toen al anti-Duitse mopjes tekende.

In 1894 haalt Hansi’s vader hem van school af en stuurt hem naar Lyon om te studeren voor industrieel ontwerper aan de “Nationale Hogeschool der Schone Kunsten van de Rhône”, waar Hansi zich toelegt op schilderkunst en decoratieve kunst.

In 1896 krijgt Hansi helaas een borstvliesontsteking en is hij gedwongen om naar Colmar terug te keren. Tussen 1896 en 1909 werkt Hansi eerst als ontwerper voor een textielfabriek in Cernay en later in Logelbach. Hansi houdt ervan om in zijn vrije tijd te wandelen naar de Elzasser dorpjes om daarvan schetsen en aquarellen te maken.

Professor Knatschke

In 1908 publiceert Hansi zijn eerste boek, een satirische roman, uitgegeven in de officiële Duitse taal, met de titel “Professor Knatschke en de lange ondertitel, “Der grossen Deutschen Gelehrten und seiner Tochter ausgewählte Schriften. Den Elsässern mitgeteilt und illustriert von Hansi. “Professor Knatschke is nog niet bedoeld voor kinderen maar juist wél voor volwassenen.

Vanuit het perspectief van een Duitse, chauvinistische professor en zijn dochter, Elsa, bespot Hansi de geestelijke bekrompenheid van de Reichs-Duitsers en hun onwetendheid van de Elzasser en Franse cultuur.

Om deze Frans-Duitse botsing van culturen te schetsen begint Hansi met een uitgebreid voorwoord -, eigenlijk het eerste hoofdstuk,-  dat het karakter schetst van de professor.

Een citaat uit de introductie van Professor Knatschke:

“Vervolgens studeerde hij filologie en de Franse taal in Königsberg (Oost Pruisen) in welke studierichtingen hij de graad van Doctor behaalde. Ernstige kortzichtigheid verhinderde helaas de deelname van Professor Dr. Knatschke aan de glorieuze veldtocht van 1870, maar hij zette de dapperen van Duitsland in vuur en vlam en zweepte hen op naar altijd herhaalde heldendaden met nieuwe publicaties van vaderlandslievende gedichten, die verschenen in het Zondagkatern van de Königsberger Zeitung. Vanaf dat moment is hij niet gestopt om zich zeer intensief te interesseren in de ontwikkeling van de Duitse cultuur in het heroverde land van de Elzas. Twee jaar geleden, kwam hij zelfs hoogstpersoonlijk ter gelegenheid van een Filologisch Congres voor een tweedaagse reis naar de Vogezen, reizend door de Elzas, en leerde hij alles kennen over het land en zijn inwoners. Vorig jaar bracht een excursie van de Duitse Vereniging van de Restauratie van Kastelen en Ruïnes hem opnieuw voor een dag en een nacht naar het Keizerlijke Land en bij deze gelegenheid maakte hij nog uitgebreider kennis met een aantal echte doorgewinterde Elzassers, voornamelijk officieren en politiecommissarissen, evenals met de Elzasser wijn, zodat hij nu zonder twijfel beschouwd moet worden als een leidende en een buitengewone autoriteit op het gebied van de toestand in ons land.” (2)

Deze karakterschets is uiteraard nog langer, maar daarna neemt het boek zijn aanvang. Na de introductie van Professor Knatschke, laat Hansi de Professor, zijn procuratiehouder Lempke, en zijn dochter Elsa twee keer naar Parijs en naar de Elzas reizen. Professor Knatschke doet in brieven verslag aan zijn vriend, Hansi, over zijn recente reizen in 1907 naar “het Babylon aan de Seine”, Parijs.
Met dit drietal Knatschke, Elsa en Rechnungsrat Lempke introduceert Hansi meteen een van zijn favoriete thema’s om die Frans-Duitse cultuurbotsing gestalte te geven; zuinige, Duitse toeristen. Hansi laat het drietal onder andere naar het Louvre gaan en later de festiviteiten bezoeken van de Franse Nationale Feestdag. Vanaf het begin af tot aan het eind zal Knatschke de Duitse Kultur voortdurend superieur stellen boven de Franse “Culture”. Ook al maakt Hansi voortdurend de Duitsers belachelijk, via de observaties van de professor neemt hij ook de Franse cultuur op de hak.

Nadat Knatschke eerst al geklaagd heeft over de slechte manieren van de Parijzenaars, hun kleine porties eten in de restaurants en de zo hóge prijzen, vertelt de Professor aan Hansi over zijn bezoek met procuratiehouder Lempke aan het Parijse nachtleven. Omwille van de tijd citeer ik slechts één treffende passage:

“Eerst wilden we naar de Moulin Rouge gaan, (spreek uit als Muldängrusch), die zaak van slechte reputatie; helaas vonden we het die avond gesloten. Welke orgiën moeten daar niet gevierd zijn ten overstaande van de Parijse politie, dat zij zich zo wel gedwongen voelde om die zaak van plezier te sluiten! Omdat de Moulin Rouge gesloten was, gingen wij naar de “Tabaräng”. Het is een dansgelegenheid van de ergste soort. Acht dames dansten de “Kankan” op een manier die hoogst aanstootgevend was voor alle gevoel van moraal. Wanneer het dansen klaar was, mengden zij zich onder de toeschouwers. Een kwam rechtstreeks op ons af en groette ons in het Duits! Het waren Weense meisjes, die al tijdens hun korte verblijf in Parijs zo laag waren gezonken. We bezochten verscheidene, andere zaken van amusement en we moesten erkennen dat het nachtleven van Parijs inderdaad zeer duur is. Hier vijf centimes voor een programmagids, daar tien centimes voor een fooi, en steeds weer moest de Rechnungsrat, die over het geld ging, opnieuw een vijf francs stuk wisselen! Overal vonden wij hetzelfde zedenbederf en hetzelfde dure bier. En wat voor een bier. Het wordt geschonken in tulpvormige glaasjes, die van onze grote tulpglazen verschillen als een Lelietje van Dalen van de bloem van de Victoria Regina. En voor die armzalig slechte waar rekent de Parijse waard ook nog eens tweeëndertig  Pfennig. Daarbovenop komt nog eens een fooi van 8 pfennig en in plaats van het hartelijke, vertrouwelijke 'Wohlbekomms' van de serveerster aan onze eigen stamtafel in de Löwenbräu, is alles wat je hier van de ober krijgt, een korte snauw van Voila! Het spreekt vanzelf dat we zulke manieren van bier serveren niet langer konden verdragen. De volgende ochtend vroeg gingen we op weg naar het Vaderland. Aan de grens kocht de Rechnungsrat een aantal Duitse kranten en spelde het laatste nieuws over het Hof in Berlijn en de recente bijzonderheden over het aftreden van Graf Eulenburg. Wat mij betreft, ik stak mijn sigaar aan, en ik verwijlde met trots in het troostende gevoel van iemand die behoort tot een sterk, gezond volk, afkerig van alle decadentie en alle perversie. Uw toegewijde, Professor Knatschke.” (3)

Het boek is een groot succes. In 1912 zal er een Franse vertaling volgen. In 1917 verschijnt “Professor Knatschke” zelfs in een Engelse vertaling. Nog nooit zijn de Duitsers op zo’n grappige manier belachelijk gemaakt. Maar toch, in vergelijking met de toonzetting van andere satirische publicaties uit die periode, zoals het Engelse “Punch” of het Duitse “Simplicissimus”, is de scherpte van de pen van Hansi nog redelijk mild te noemen. Met “Professor Knatschke legt Hansi de basis voor zijn latere werk; milde satire gericht tegen allerlei uitingen van Pangermanisme en tegen de Duitsers zelf.

L'Histoire d'Alsace racontée aux petits enfants par l'Oncle Hansi

In 1912 publiceert Hansi L'Histoire d'Alsace racontée aux petits enfants par l'Oncle Hansi. Naast afbeeldingen van Hansi zijn er ook illustraties in te vinden van een andere illustrator uit Colmar, Victor Huen. Dit boek op ruim A-4 formaat is volledig in kleur gedrukt op zeer dik papier.
Hansi heeft zijn boek prachtig ontworpen. Hij vertelt de geschiedenis van de Elzas geheel in zijn eigen typische stijl. Zijn teksten zijn doorspekt van een ferm Frans revanchisme en patriottisme en een stevige anti-Duitse houding. Ook al is het boek geschreven voor kinderen, de politieke boodschap is helder, ook voor de voorleesouders: Pas op voor die Duitsers, kindertjes, al eeuwen komen ze ons mooie paradijsje plunderen.

Dit boek staat bol van de kleine, venijnige, karikaturale grappen over Duitsers, refererend aan Hansi’s afkeer van hun expansiedrang. Een voorbeeld van zo’n passage staat bij deze illustratie van het hoofdstuk, “De eerste invasie van de geschiedenis”:

En toen kwamen de Alemanen, die vandaag die lui uit Baden zijn (…) Maar het volk van Baden had toen een andere specialiteit, en zodra de hordes aankwamen bij een boerderij in de Elzas, plunderden zij de hofstede. Ze namen van alles, maar in het bijzonder hadden zij toch het liefst eieren. Ze maakten enorme omeletten, die zij beschreven als kolosaal en zo groot, en om die sneller te kunnen maken, braken zij de eierschalen met hun voeten. Sinds die tijd worden ze in de Elzas “Mannen met eidooiervoeten” genoemd (in het Keltisch: Galfiesla).” (4)

Zijn geschiedenis van de Elzas vervolgt Hansi met hoofdstukken met onder andere over de Vandalen, de Romeinen, de Franse Revolutie en de Napoleontische tijd, alsmaar het verband hekelend met de actuele Duitse bezetting.  
Door het hele boek tekent Hansi Duitse soldaten uit alle periodes van de Elzasser geschiedenis, die altijd bepakt zijn met oorlogsbuit, en die altijd ergens wel een geroofde klok meedragen. Die plunderende, Duitse soldaat met klok zal ook een steeds weer terugkerend thema worden in Hansi’s oeuvre.
Uiteraard besteden Hansi en Victor Huen ook aandacht aan de Frans-Pruisische oorlog van 1870. Deze prent van Huen, getiteld “Reichshoffen”, refereert aan het slagveld aldaar en het noodlot van de ruiterregimenten van “Cuirassiers” bij de dorpjes Froeschwiller en Reichshoffen, tijdens de Duits opmars zuidwaarts naar Straatsburg.

Hansi noemt de “Germanisierungs- und Assimilationsversuchen” simpelweg “de Invasie”:

“Wij waren de overwonnenen, en men dwong ons ernaar te kijken. ( …) Hun uitzwermende massa's herinnerden ons aan de eerste barbaarse invasies van weleer. Ze kwamen er altijd en altijd weer, de roden, de vlasblonden, de dikken, de dunnen, die van Baden, die van Beieren, maar vooral die vulgaire en luidruchtige Pruisen.” (5)

Deze tekening bespot het verbod op openbare teksten in het Frans. De kapper krijgt een bon van de Duitse veldwachter, omdat hij het bord “Coiffeur” heeft uithangen. Tevens voorziet Hansi hier de Duitse bezetting van zijn commentaar:

“De Pruisen kwamen van zeer ver (…) Vervolgens zouden zij zich afvragen hoe zij zich geliefd zouden kunnen maken bij de Elzassers: ze zouden besluiten om ons uitzonderingswetten op te leggen van voortdurende plagerijen en van een oneerlijke strengheid. We hebben ze in alle soorten gezien, wetten of politieverordeningen, sommige wreed, andere kleingeestig en dom, maar altijd onrechtvaardig.” (6)

Opnieuw komen we Hansi’s Leitmotiv tegen van de Duitse toeristen. Hier arriveren de Duitse toeristen in het dorpje Guebwiller aan de voet van de Hartmannswillerkopf.
De titel van de tekening is: “Hoe in Saverne, 42 jaar na de annexatie, Herr Oberleutnant von Forstner ging boodschappen doen voor een tablet chocolade”. Deze tekening staat bij het laatste hoofdstuk, dat Hansi pas later, in de edities vanaf september 1915, heeft toegevoegd over een voor hem dan nog recente gebeurtenis van eind 1913. Hansi toont hier zijn verontwaardiging over de nadrukkelijke aanwezigheid van het Duitse leger in de Elzasser stadjes.
Dit hoofdstuk en de illustratie hebben betrekking op de Zabern-Affäre, ofwel: de Affaire van Saverne in 1913. De jonge blaag, Leutnant von Forstner, trekt de aandacht van de kranten vanwege zijn beledigende opmerkingen tegen de Frans-Elzasser soldaten in zijn Duitse regiment, waar hij hen voortdurend uitscheldt voor “Wackes”, schooiers. Die berichten leidden tot Franse relletjes in Saverne. Begin december slaat von Forstner op straat zijn sabel in het hoofd van een al halfverlamde schoenmakersknecht, leidend tot meer relletjes in Saverne en in andere Elzasser stadjes.
De overdreven gewelddadige reactie van de autoriteiten en de afkondiging van de Staat van Beleg in Saverne zouden leiden tot massale SPD-demonstraties in het hele Reich en een groot politiek schandaal.

Het schandaal zou een half jaar later zelfs de positie van Kanselier von Bethmann Hollweg doen wankelen.

Als u straks hierover meer wil weten, dan kunt u later elders hier mijn Nederlandstalige artikel vinden, waarin ik de interessante "Zabern-Affäre" in detail uit de doeken doe.

Mon Village

In 1913 brengt Hansi “Mon Village” uit. De ondertitel “Voor hen die niet vergeten” refereert aan de veteranen van 1870 en het niet vergeten van de gevolgen van de Frans-Pruisische oorlog. Ook dit boek zal hem in de problemen brengen bij de humorloze Duitse autoriteiten. Na zijn vorige twee boeken hebben zij allang hun geduld verloren over zijn spotternijen.
Ook dit boek heeft Hansi prachtig ontworpen, maar deze keer in een horizontaal A-4 formaat. U ziet hier een voorbeeld van zo’n bladspiegel.
Hansi’s Village is een fictief dorpje, waarvan hij slechts prijsgeeft, dat het ligt in de buurt van Wissembourg en Niederbronn in de Noordelijke Vogezen. Een symbolische locatie, omdat het ergens zou liggen op het voormalige slagveld van Reichshoffen ten noorden van Straatsburg.
In dit kinderboek schetst Hansi een idyllisch, paradijselijk beeld van de Elzas, waar de Franse kindertjes moeten leven onder het juk van hun belachelijke veldwachter met Pickelhaube en hun Duitse notabelen.
Uiteraard gebruikt Hansi ook nationalistische symbolen, zoals de ooievaar, die in elk Elzasser dorpje wel een nest vindt. Maar toch: elke Duitser in het boek met autoriteit is een karikatuur.
Dat zien we ook op deze prent, die betrekking heeft op een Elzasser folkloristisch feest, dat jaarlijks plaatsvindt in de stadjes en dorpjes. Deze feestdag noemen de ElzassersMessti” of “Kilbe”. De Messti is echt een familiefeest. Na de kerkdienst en na een uitgebreide lunch, verzamelen de families zich op “Le Foir-Kermesse”, de kermis annex braderie.

Ook in “Mon Village” bevestigt Hansi zijn afkeer van de Duitse toeristen. Hansi’s satirische tekst zou overigens ook op kunnen gaan voor menig Nederlands toerist in Frankrijk:

“Vaak kon je toeristen zien langskomen, die geboren waren op de andere oever van de Rijn. Om te zien zijn ze zo vermakelijk. Al hun kleding is groen: een hoedje versierd met een groene veer of een haren kwastje, een grote zak, die zij op hun rug dragen, de vreemde snede van hun kleding, zelfs de regenjassen van de dames; van mosterdgroen tot spinaziegroen, alle tinten groen zijn aanwezig - met uitzondering van de groene kleur van de hoop. Met een arrogante pas lopen zij door het dorp, met zo’n minachtende en hooghartige houding, dat deze parvenu’s vergeten schijnen te zijn waar zij vandaan kwamen.

Soms betreden zij Herberg het Kanon, waar ze vreemde etenswaren uitpakken – kalfsleverworstjes, gerookte paling, marmelades en andere “Delikatessen”, en dan bevelen zij Salmela, het serveerstertje, een grote kruik bier te brengen voor Meneer, en een kleintje voor de rest van de familie en wat ansichtkaarten. Onophoudelijk knorren zij, als zij met elkaar over van alles en nog wat mopperen. Nochtans komen er elke dag nieuwen, nog komischer dan de anderen, en de goede dorpelingen bekijken het zonder grote sympathie, maar met een toegeeflijke glimlach, hoe hun bizarre figuren de harmonie van ons landschap verstoren.” (7)

Aan deze prent ergerden de Duitse autoriteiten zich nog het meest. Gedurende de Duitse bezetting viert het Duitse deel van de bevolking op 27 januari uitbundig de verjaardag van de Kaiser. De viering eindigt met een bal, waarbij bier en wijn rijkelijk vloeien.

Naast de Duitse vlag van het “Kaiserreich” aan de gevel van het “Rathaus”, ziet u de Duitse notabelen met hoge hoed glijden over de ijzel en zwalken van dronkenschap. De nuchtere Fransen en Hansi zelf beschouwen dit tafereel op gepaste afstand.

Problemen met de autoriteiten - 1913 - 1914

Wanneer de belangstelling voor zijn boeken toeneemt, evenals Hansi’s populariteit, raken de Pruisische autoriteiten dan toch ongerust. Zij vinden zijn teksten in “Professor Knatschke”, “L’Histoire d’Alsace”, en "Mon Village” getuigen van een "anti-deutschen Haltung". De afbeeldingen beschouwen zij als “deutschfeindlichen Karikaturen". Uiteindelijk zal een practical joke van Hansi hem pas echt in de problemen brengen.

Begin mei 1914 zit hij in een café in Colmar, waar hij aan een ander tafeltje een Duitse officier gadeslaat, Leutnant von Biterolf. Zijn luidruchtige aanwezigheid herinnert hem aan die beruchte Leutnant von Forstner van de Affaire van Saverne. Wanneer de arrogante von Biterolf opstaat uit zijn stoel om de zaak verlaten, legt Hansi een suikerklontje op een schoteltje, en steekt het klontje in de brand. Hij waaiert de rook over de stoelzitting bij wijze van rituele reiniging van de stank van de Duitse zitafdruk.

Dit grapje leidt rechtstreeks tot een gerechtelijke vervolging. De Duitse overheid sleept Hansi Waltz voor het gerecht, eerst voor de rechtbank in Colmar, en later in beroep bij het Hof in Leipzig! (8)

Voor de rechtbank

Na een eerdere boete in mei 1913 van 900 Reichsmark voor “Histoire d’Alsace” (9), veroordeelt de rechtbank in Colmar in het “Suikerklont-proces” van mei 1914 Hansi aanvankelijk tot drie maanden gevangenisstraf wegens belediging van een officier van Zijne Majesteit. Na enige weken cel komt hij tijdelijk op borgtocht vrij.

Op 11 juli 1914 beschuldigt de Openbare Aanklager van het Hof van Leipzig Hansi van niets minder dan hoogverraad! (10) De directe aanleiding van het verbrande suikerincident zal geen belangrijke rol meer spelen. De rechtszaak richt zich nu vooral op Hansi’s boeken. Tijdens het proces verdedigt Maître Helmer, een beroemde Elzasser advocaat, de grappenmaker. (11) De aanklacht hoogverraad vervalt. Maar ondanks Helmer's welsprekendheid, wordt Hansi toch veroordeeld voor zijn bespotting van Duitse ambtenaren en het leger, en tevens omdat hij in zijn boeken de Duitse gemeenschap van de Elzas had beledigd. De rechtbank vonnist Waltz eind juli met een gevangenisstraf van 12 maanden. (12)

Hansi ontsnapt

Slechts een paar dagen voor de aanstaande oorlogsverklaring gunt het Hof van Leipzig Hansi een kort verlof om per trein naar Colmar terug te keren om daar zijn borg weer terug te innen. (13)Bij aankomst op het station van Colmar stappen Maître Helmer en Hansi uit onder de waakzame ogen van rechercheurs, die hen volgen. In de tram, die hem naar zijn huis brengt, overhandigt een bevriende Revanchist hem stiekem een spoorwegkaartje voor de Zwitserse grens. Meteen gaat Hansi terug naar het station, en weet hij de Duitse rechercheurs kwijt te raken. Hij neemt de eerstvolgende trein richting Basel. Nadat hij is uitgestapt in Saint-Louis, steekt hij aldaar te voet de grens over naar Basel. Via Zwitserland arriveert hij in Frankrijk, waar Hansi meteen via Belfort reist naar Gérardmer, aan de voet van de Frans-Duitse grens op de Col de la Schlucht.

De Grote Oorlog breekt uit - 3 augustus 1914

Op 3 augustus 1914 meldt hij zich daar onmiddellijk vrijwilligaan bij de kazerne van het befaamde 152ste Infanterie Regiment. Dit Franse regiment telt ook andere Frans-Elzasser soldaten, die vanaf Duits grondgebied zijn overgelopen. Men kent de reputatie van deze beroemde Revanchist en men verwelkomt zijn komst met open armen. (14)
De staf stelt hem meteen aan als tolk. Hansi begint als soldaat en al spoedig volgt eerst een bevordering tot leerling-korporaal, dan korporaal, en wat later tot tweede luitenant. Vijftien maanden zal Hansi met dit Regiment van de Rode Duivels dienen op de berghellingen aan het front in de Vogezen.

De “Reichs-Deutschers” in Colmar zullen Hansi’s zogenaamde verraad nooit vergeven. Op 1 september 1914 laat de Ortskommandant van Colmar overal in de stad affiches aanplakken met de volgende waarschuwing:

“De schilder, Jean-Jacques Waltz, genaamd “Hansi”, de advocaat Albert Helmer, en de tandarts Karl Huck, alle drie uit Colmar, die zich bij de Franse troepen bevinden, zijn tot verraders verklaard. Iedereen die hun verblijfplaats kent of hun verblijfplaats geheim houdt, die wordt naar krijgsgebruik doodgeschoten. Der Ortskommandant, von Mellenthin, Oberleutnant.”

Tevens legt von Mellenthin later nog beslag op Hansi's bezittingen en vermogen.

Aan het front houdt Hansi zich voornamelijk bezig met vertaalwerk, zoals het vertalen van onderschepte Duitse berichten. Tevens leidt hij zelf de verhoren van Duitse officieren om aan hen bruikbare informatie te ontfutselen. In “L’Alsace Heureuse” van 1919 vertelt Hansi een anekdote over zijn eerste verhoor, die de bombastische “Historique du Quinze-Deux” van 1919 bevestigt. (15)
Op 4 augustus arriveren van het front van de Col de la Schlucht de eerste twee Duitse krijgsgevangen officieren in Gérardmer. Eén van hen is Leutnant von Biterolf van het verbrande suikerproces, die de eerste gevangene is, die Hansi moet verhoren. In “L’Alsace Heureuse” verkneutert hij zich nog steeds over die onverwachte speling van het lot. Triomfantelijk vertelt hij, dat de vernederde officier, von Biterolf, “op al zijn vragen grienend antwoordde: <<Ach, es ist so peinlich!>>”.
Ook al dient Hansi aan het front, de kleine, anti-Duitse held en beroemd voorvechter van de bevrijding van de Elzas, is van onschatbare waarde voor de binnenlandse propaganda. Daarom laat men hem ook graag op verlof gaan naar Parijs, waar iedereen hem op straat herkent. (16) Of men stuurt Oom Hansi met een persfotograaf naar recent bevrijde, Vogezer dorpjes, zoals Thann, om in uniform te poseren met Vogezer vluchtelingenmeisjes.  
Na vijftien maanden frontdienst wordt de tweeënveertig jaar oude Hansi eind oktober 1915 overgeplaatst naar de “Service de la Propagande Aérienne”, de  Luchtpropagandadienst, een afdeling van de Geheime Dienst, het Deuxième Bureau. Daar komt hij in aanraking met Ernest Tonnelat, een frontveteraan en tevens een Franse professor in de Germanistiek. Samen schrijven en ontwerpen zij pamfletten in de stijl van de “Frankfurter Algemeine” en van “Kriegsblätter”, die vliegtuigen aan het front uitstrooien boven de Duitse soldaten. (17)
Tot aan het eind van de oorlog zal Hansi naast publieke optredens zich tevens toeleggen op het ontwerpen van wervende propaganda-affiches en anti-Duitse ansichtkaarten.  In 1918 publiceert Hansi “Le Paradis Tricolore”, waarin hij de bevrijde Vogezer dorpjes bezoekt en waarin toch maar liefst 18 maal het woord, “Boche”, valt, ofwel Mof. (18)
Tijdens en na de oorlog beloont de Franse regering Hansi met onderscheidingen voor zijn oorlogsinspanningen. De Generale Staf verleent hem het “Croix de Guerre” met twee palmen. Vanwege zijn vrijwillige aanmelding op 3 augustus 1914 en zijn staat van dienst aan het front benoemt men hem op 3 januari 1915 eerst tot “Chevalier”, tot Ridder van het “Légion d’Honneur”.

Na de oorlog, op 12 juli 1919, benoemt men hem tot Officier van het Legioen van Eer.

Interbellum - 1919 - 1939

Na de Grote Oorlog publiceert Hansi nog een aantal boeken over de schilderachtige dorpjes en landschappen van de Elzas, die niet allemaal meer goed worden verkocht.

L’Alsace Heureuse

In 1919 verschijnt “L’Alsace Heureuse”, een antioorlogsboek en een sleutel tot zijn persoonlijke geschiedenis, dat nog wel goed verkoopt. Hansi begint het boek met zijn belevenissen over de Duitse rechtszaken, zijn ontsnapping via Basel naar Gérardmer en zijn oorlogstijd bij het "Honderdtweeënvijftigste". Ook in “De Gelukkige Elzas” valt talloze malen het woord Mof. (19)
In 1921 betrekt Hansi een woning aan de Boulevard du Champ de Mars 9, een statig pand dat uitkijkt over de Place Rapp, waar tegenwoordig zijn borstbeeld staat. De vrijgezel, Hansi, die altijd kinderloos is gebleven, woont daar samen met zijn broer en schoonzuster. Na de dood van zijn vader in 1923 volgt Hansi hem op als conservator van het Unterlinden Museum.

Verder schildert Hansi aquarellen, en ontwerpt hij ansichtkaarten, reclameaffiches en uithangborden voor winkels, waarvan sommige nog te zien zijn in de straatjes van Riquewhir en Colmar.

Hansi tegen de Autonomiebeweging

Tijdens het Interbellum is Hansi zijn vijanden nog niet vergeten. Volgens hem is het Pangermanisme nog lang niet verslagen. Hij blijft, als notoire moffenhater, waakzaam -, en vanuit zijn standpunt gezien,- met reden!

Veel Duitse Elzassers willen namelijk na de oorlog autonomie binnen de Franse republiek om hun typische Duits-Elzasser identiteit en cultuur te behouden. Hansi keurt dit streven naar zelfbestuur af. Hij valt publiekelijk de autonomiebeweging aan van Dr. Karl Roos. Hansi verklaart dat Duitsland dit streven opstookt. Hij vindt dat Duitsland de controle over de Elzas niet wil opgeven en dat het land een verraderlijke propagandaoorlog voert met inzet van activiteiten door allerlei culturele verenigingen, zoals de “Elsässer Volksbildungsverein”.

Hansi keert zich openlijk tegen de anti-Franse en Duitstalige krant, de “Elsaß-Lothringische Zeitung”, die hij ervan beschuldigt een dekmantel te zijn voor propaganda, gestuurd en gefinancierd door Duitsland. (20)

Vanwege zijn controversiële mening over Elzasser zelfbestuur en zijn onbetwiste loyaliteit aan de Franse staat verliest Hansi een groot deel van zijn populariteit.

Tweede Wereldoorlog - 1 September 1939

In september 1939, na de Duitse Inval in Polen en de direct daaropvolgende Franse oorlogsverklaring, ziet Hansi de Germaanse bui al hangen. (21) Hij beseft heel goed dat na een aanstaande Duitse invasie de wraaklustige Duitse autoriteiten hem niet zullen hebben vergeten. Al in september 1939 vlucht hij vanuit Colmar eerst naar Bourgondië.
In mei 1940 vlucht hij voor de Gestapo naar de zogenaamde "Vrije Zone" van Pétain’s Vichy-regime, naar Agen. Gedurende de nacht van 11 april 1941 slaagt de Gestapo er toch in om Hansi daar te vinden. Op straat voor zijn onderduikadres slaan drie Gestapo-mannen hem in elkaar. De Gestapo veronderstelt dat Hansi al dood is, en daarom laten de mannen hem voor dood op straat achter. De taaie Hansi overleeft die aanslag, maar tot op de dag van zijn dood zou hij nog dagelijks veel pijn overhouden aan zijn verwondingen van die mishandeling.

Vanuit Agen slaagt Hansi er weer in om opnieuw te vluchten, voortdurend wisselend van onderduikadres. Eerst trekt hij verder door het zuiden van Frankrijk, en in november 1942 bereikt hij Lausanne in Zwitserland, waar hij tot juni 1946 zal blijven.

Juni 1946 - Dreigend faillissement

Die junimaand komt een berooide Oncle Hansi terug naar huis in Colmar. Bij zijn thuiskomst dreigt hem een faillissement te wachten.

Tijdens zijn ballingschap in Vichy-Frankrijk en Zwitserland kon Hansi niet meer publiceren. De Duitsers hadden opnieuw zijn huis en bezittingen in Colmar in beslag genomen en zijn inboedel geplunderd. Tijdens zijn vlucht vanuit Agen verloor Hansi zijn boekje van het Légion d'Honneur, dat hem het recht geeft op een bescheiden pensioen.

Op 7 augustus 1947 schrijft Hansi ten einde raad een brief aan de "Groot-Kanselier van het Légion d'Honneur", waarin hij verzoekt om een duplicaat van zijn pensioenboekje en om een betaling van zijn pensioen met terugwerkende kracht vanaf mei 1941. (22)

Na voorspraak van de Prefect van Colmar en na veel bureaucratisch gedoe ontvangt de dan 74-jarige Hansi na twee jaar eindelijk zijn pensioen. Ondanks dit gedoe beloont de Franse staat Hansi ook met het Croix de Guerre van 1939-1945 met palmen en ontvangt hij de insignes behorende bij de Commandant van het Legioen van Eer. Maar ondanks de toekenning van zijn pensioen, en nog steeds dagelijks lijdend aan de gevolgen van zijn mishandeling, is de bejaarde grijsaard gedwongen om voor de rest van zijn leven te blijven werken.
Hansi heeft veel andere onderscheidingen ontvangen: onder meer het ereburgerschap van de stad Colmar en daarnaast is hij verkozen tot lid van de Academie van de Schone Kunsten. Tot aan zijn dood blijft Hansi alsmaar openlijk waarschuwen voor het gevaar van een terugkeer van het nationaalsocialisme.

Op 10 juni 1951 om 5 uur ‘s middags overlijdt Oncle Hansi Waltz op 78-jarige leeftijd in zijn woning aan de Boulevard du Champ de Mars.

Een drietal dagen later zal het Rode Duivels Regiment hun oude wapenbroeder met alle militaire eer escorteren tijdens de begrafenisstoet door Colmar. Bijna geheel Colmar is uitgelopen om naar Hansi’s laatste tocht te kijken. De burgemeester loopt in hoogst eigen persoon vooraan en leidt later de officiële plechtigheid van de begrafenis van Colmar’s ereburger, Oom Hansi. (23)

Slot

Wrang en ironisch is het toch allemaal wel! In de Elzasser toeristenindustrie zijn tegenwoordig Hansi-snuisterijen een miljoenenbusiness geworden, terwijl de Duitse toeristenhater, de Franse Hansi, tot op hoge leeftijd moest doorwerken om een dreigend faillissement af te wenden.

Of u Hansi nu beschouwt als een kindervriend of als een fanatieke, anti-Duitse activist; ik hoop slechts dat u bij een bezoek aan de Elzas geniet van al die vrolijke Hansi-prints. Maar tegelijkertijd hoop ik tevens, dat u vanaf nu beseft dat die zoete plaatjes van de grijze kindervriend ook getuigen van zijn moffenhaat!

Ik dank u voor uw aandacht.

VOETNOTEN en BRONNEN

VOETNOTEN

(1)       Uit Hansi: “Le Paradis tricolore. Petites villes et villages de l'Alsace déjà délivrée. Un peu de texte et beaucoup d'images pour les petits enfants alliées”, 1918

(2)       Uit Hansi: “Professor Knatschke - Der grossen Deutschen Gelehrten und seiner Tochter ausgewählte Schriften. Den Elsässern mitgeteilt und illustriert von Hansi”, origineel 1908, Franse vertaling, 1916

(3)       Citaat eveneens uit: “Professor Knatschke - Der grossen Deutschen Gelehrten und seiner Tochter ausgewählte Schriften. Den Elsässern mitgeteilt und illustriert von Hansi” - De Franse en Engelse vertalingen wijken af wat betreft de verwijzingen naar de krantenartikelen van de actualiteiten van toen. – M.b.t. Graf von Eulenburg; dit slaat op de “Harden-Eulenburg-Affäre”, die speelde in 1906 omtrent een reeks (krijgs-)rechtszaken wegens homoseksueel gedrag van leden van het kabinet van Kaiser Wilhelm II en dan met name rond Philipp Fürst zu Eulenburg-Hertefeld en de journalist Maximilian Harden. Een groot politiek schandaal, dat zich uitbreidde onder de naam "Liebenberger Kreis", om een homoerotische cirkel om Kaiser Wilhelm II te beschrijven.

(4)       Uit Hansi: “L'Histoire d'Alsace racontée aux petits enfants par l'Oncle Hansi”, origineel 1912 – Mijn versie, een facsimile uitgave van de editie van 1916

(5)       Uit Hansi: “L'Histoire d'Alsace racontée aux petits enfants par l'Oncle Hansi”, 1916

(6)       Uit Hansi: “L'Histoire d'Alsace racontée aux petits enfants par l'Oncle Hansi”, 1916

(7)       Uit Hansi: "Mon village : ceux qui n'oublient pas / Images et commentaires par l'oncle Hansi", 1913

(8)       Hansi: “L’Alsace Heureuse – Le grand bonheur du Pays d’Alsace raconté aux petits enfants par l’Onle Hansi”, 1919 – Evenals bevestigd in “Le Quinze-Deux pendant la Grande Guerre – de l‘Alsace au Flandres”, 1919

(9)        Maître Jacques Preiss stond Hansi bij in de beide processen in Colmar. Preiss zou bij het uitbreken van de oorlog worden gearresteerd en worden opgesloten in een gevangenkamp in Munchen, waar hij in 1916 door ontberingen overleed.

(10)     Evenals de schoenmakersknecht in het Proces van Saverne zou Hansi zich met de belediging van een officier in dienst van Zijne Majesteit de Kaiser zich schuldig hebben gemaakt aan hoogverraad en majesteitsschennis.

(11)     Paul-Albert Helmer (1874-1929), advocaat en Deken van de orde van Advocaten te Colmar, vooraanstaand Revanchist, later lid van de Republikeinse Unie en vanaf 1920-1929 senator van het département Haut-Rhin. – Helmer, die ook Hansi niet alleen ook in Colmar verdedigde, maar ook voor het Hof van Leipzig, zamelde onder Franse revanchisten het geld in voor Hansi’s borg; “een bedrag dat groter was dan dat ik ooit heb bezeten”. Voorwaarde voor de borgtocht was uiteraard dat Hansi zich later vrijwillig zou melden voor het proces in Leipzig.

(12)     Opmerkelijk: Hansi’s collega-tekenaar en goede vriend, Henri Zislin (1875-1958), eveneens een Revanchist, zal in dezelfde periode zes maal in de gevangenis terechtkomen voor anti-Duitse spotprenten. Na het overlopen naar Frankrijk zal ook Zislin gaan werken voor de Franse propaganda en onderscheiden worden met het Légion d’Honneur.

(13)     Na een dagenlang getouwtrek tussen de advocaat en de procureur: Hansi mag zijn borg weer innen bij zijn eigen bank in Colmar, omdat hij zich immers gehouden had aan de belofte om zelf voor het Hof van Leipzig te verschijnen.

(14)     O.a. “Le Quinze-Deux pendant la Grande Guerre – de l‘Alsace aux Flandres”, 1919

(15)     Uit Hansi: “L’Alsace Heureuse – Le grand bonheur du Pays d’Alsace raconté aux petits enfants par l’Onle Hansi”, 1919 – Evenals bevestigd in “Le Quinze-Deux pendant la Grande Guerre – de l‘Alsace au Flandres”, 1919, en door Abbé E. Wetterlé.

(16)     Abbé Émile Wetterlé, Frans-Elzasser historicus, vanaf 1911-1914 gedeputeerde in de Landtag van de Elzas, een vooraanstaand Revanchist, en auteur van “L’Alsace et la Guerre” (1919), schreef in een voorwoord van de Engelse vertaling van “Professor Knatschke” o.a.: “Nobody in Paris now knows the artist by his real name, Jean-Jacques Waltz. But, whenever he is on leave in the French capital, as soon as this clean-shaven, rosy-cheeked French officer, with his tall, strong, slightly stooping figure, appears on the Boulevards, the children as well as grown-up people recognise him and greet him with affectionate smiles: "There is Hansi!" 

(17)     Later, in 1922, zullen Ernest Tonnelat (1877-1948) en Hansi samen een boek schrijven over deze tijd met de veelzeggende titel: “À travers les lignes ennemies. Trois années d'offensive contre le moral allemand”, ofwel “Over de vijandelijke linies heen, drie jaar offensief tegen de Duitse moraal”.

(18)     Voluit: "Le Paradis tricolore. Petites villes et villages de l'Alsace déjà délivrée. Un peu de texte et beaucoup d'images pour les petits enfants alliées", 1918

(19)     Voluit: “L’Alsace Heureuse – Le grand bonheur du Pays d’Alsace raconté aux petits enfants par l’Onle Hansi”, 1919

(20)     Het Duits autonomisme is binnen de Elzas nog steeds actueel. Zie bijvoorbeeld dit Wikipedia lemma over de “Unser Land Partei” .

(21)     “Überfall auf Polen”, ofwel de Poolse Veldtocht van 1 september 1939.

(22)     Brief van Jean-Jacques Waltz aan de Grand Chancelier de la Légion d’Honneur, d.d. 7 augustus 1947.

(23)     Foto’s rouwstoet door Colmar: videostills uit een periodefilmpje van 36 seconden, INA.fr, KLIK HIER .

BRONNEN 

-     Jean-Jacques "Hansi" Waltz: ": “Professor Knatschke - Der grossen Deutschen Gelehrten und seiner Tochter ausgewählte Schriften. Den Elsässern mitgeteilt und illustriert von Hansi”, origineel 1908. - Mijn bronnen: Franse vertaling, druk 1916, en Engelse vertaling, druk 1917

-     Jean-Jacques "Hansi" Waltz: "L'Histoire d'Alsace racontée aux petits enfants par l'oncle Hansi", 1912 - Mijn versie, een facsimile uitgave van de editie van 1916

-     Jean-Jacques "Hansi" Waltz: "Mon Village - Ceux qui n'oublient pas", 1913 - facsimile editie

-     Jean-Jacques "Hansi" Waltz: “Le Paradis tricolore. Petites villes et villages de l'Alsace déjà délivrée. Un peu de texte et beaucoup d'images pour les petits enfants alliées”, 1918

-     Jean-Jacques "Hansi" Waltz: “L’Alsace Heureuse – Le grand bonheur du Pays d’Alsace raconté aux petits enfants par l’Onle Hansi”, 1919 - facsimile editie

-     Prof. Charles Downer Hazen: ”Alsace-Lorraine under German Rule” (1917)

-     Abbé E. Wetterlé: “L’Alsace et la Guerre” (1919)

-     “Le Quinze-Deux pendant la Grande Guerre – de l‘Alsace aux Flandres”, 1919

-     Gabriël Hanotaux: “Histoire Illustrée de la Guerre de 1914”

-     Documenten en sommige Hansi-portretten: Gallica , website van de Bibliothéque National de France.

-     Laëtitia Brasseur-Wild & Rainer Bruning: “Vivre en temps de guerre des deux côtés du Rhin 1914-1918” (Franse én Duitse tekst!)

-     Mireille Bélis: “Sang d’encre – Lettres des soldats Vosgiens pendant la Grande Guerre 1914-1918” (les Cahiers de la Liberté de l’Est)

-     Foto’s rouwstoet door Colmar: videostills uit een periodefilmpje van 36 seconden, INA.fr, KLIK HIER .

-     “Hansi entre Enfer et Paradis”, website

-     “Chez Hansi”, website

-      Zabern Affaire : Peter J.W. Folkers / Pierre Grande Guerre: “Leutnant Von Forstner Koopt Chocolade”

-     Peter J.W. Folkers / Pierre Grande Guerre: “De Zuidelijke Vogezen – Testterrein Van Generaal Gaede” – Geïllustreerde lezing voor de WFA Nederland

-     Peter J.W. Folkers / Pierre Grande Guerre: “De Rode Duivels op de Hartmannswillerkopf - 1915” - Geïllustreerde lezing voor de WFA Nederland

-     Peter J.W. Folkers, E-boek: “De Rode Duivels in de Vogezen 1914-1915 - Een geïllustreerde reconstructie van de krijgsverrichtingen van het 152e Régiment d’Infanterie” (Info zie HIER )

-     Verscheidene Lemma’s van Wikipedia in vier talen. 

by Pierre Grande Guerre 29 Nov, 2019
by Pierre Grande Guerre 14 Nov, 2019

Inleiding: Franz Von Papen & Werner Horn; schaker en pion

Onlangs stuitte ik in een oud boek (1) van 1919 op een opmerkelijk verhaal over een Duitse Luitenant, die in begin februari 1915 een half geslaagde bomaanslag pleegt op een spoorbrug over een grensrivier tussen de Verenigde Staten en Canada. Ook al staat de bekentenis van de dader, Werner Horn, deels in het boek te lezen, de naam van zijn opdrachtgever zal Horn blijven verzwijgen. Na wat verder zoeken vond ik ook de naam van Horn’s opdrachtgever, Franz von Papen, een van de aangeklaagden van het latere Neurenberg Proces in 1946.

In een Grote Oorlog als de Eerste Wereldoorlog  is Horn’s aanslag op de brug uiteraard slechts een bescheiden wapenfeit. Toch vermoed ik dat dit relatief onbekende verhaal, dat de geschiedenis is ingegaan als de “ Vanceboro International Bridge Bombing ”, nog interessante kanten kent. Het is onder andere een spionageverhaal over hoe in een groter plan een sluwe schaker zijn naïeve pion offert.  

Beknopte situatieschets Canada en de Verenigde Staten in 1915

by Pierre Grande Guerre 01 Oct, 2019

This trip we start at the Léomont near Vitrimont and we will with some exceptions concentrate on the Battle of Lorraine of August-September 1914 in the area, called, the “Trouée de Charmes”, the Gap of Charmes.

After the Léomont battlefield we continue our explorations to Friscati hill and its Nécropole Nationale. Next we pay a visit to the battlefield of la Tombe to go on to the Château de Lunéville. There we cross the Vezouze to move on southward to the Bayon Nécropole Nationale. At Bayon we cross the Moselle to pass Charmes for the panorama over the battlefield from the Haut du Mont. North-west of Charmes we will visit the British Military Cemetery containing 1918 war victims. From Charmes we go northward to the battlefield of the First French Victory of the Great War, the Battle of Rozelieures of 25 August 1914. North of Rozelieures we will visit the village of Gerbéviller. From there we make a jump northward to visit the ruins of Fort de Manonviller to finish with an interesting French Dressing Station bunker, west of Domjevin.

by Pierre Grande Guerre 18 Sept, 2019
Though we depart from Badonviller in the Northern Vosges , we make a jump northward to the east of Lunéville and Manonviller. We start at Avricourt on the border of Alsace and Lorraine. From the Avricourt Deutscher Soldatenfriedhof we explore the southern Lorraine battlefields ; the mine craters of Leintrey , the Franco- German war cemetery and Côte 303 at Reillon , and some German bunkers near Gondrexon , Montreux , and Parux.
by Pierre Grande Guerre 13 Sept, 2019
We depart from Raon-l’Etape to drive northward via Badonviller to Montreux to visit the  "Circuit du Front Allemand 14-18", the  Montreux German Front Walk 14-18,  with its trenches , breastworks , and at least twenty bunkers.
by Pierre Grande Guerre 08 Sept, 2019
North-east of Nancy, east of Pont-à-Mousson, and south-east of Metz we visit the battlefields of the Battle of Morhange of 14 until 20 August 1914. We follow mainly topographically the route of the French advance eastward over the Franco-German border of 1871-1918.
During this visit, we try to focus on the day that the momentum of the battle switched from the French side to the advantage of the Bavarian side: the day of 20 August 1914, when the Bavarians rapidly re-conquered the territory around Morhange , being also the day of the start of their rather successful “Schlacht in Lothringen”.
We will visit beautiful landscapes of the "Parc Naturel Régional de Lorraine", memorials, ossuaries, and cemeteries. Sometimes we will divert to other periods of the Great War, honouring Russian and Romanian soldiers, who died in this sector. We start our route at the border village of Manhoué, and via Frémery, Oron, Chicourt, Morhange, Riche, Conthil, Lidrezing, Dieuze, Vergaville, Bidestroff, Cutting, Bisping we will finish in Nomeny and Mailly-sur-Seille, where the Germans halted their advance on 20 August 1914, and where they constructed from 1915 some interesting bunkers.
by Pierre Grande Guerre 05 Sept, 2019
South of Manhoué we start this trip at Lanfroicourt along the French side of the Franco-German 1871-1918 border, marked by the meandering Seille river. We visit some French bunkers  in Lanfroicourt, near Array-et-Han and in Moivrons. From there we go northward to the outskirts of Nomeny and the hamlet of Brionne to visit the ( second ) memorial, commemorating the events in Nomeny of 20 August 1914. We continue westward to finish at the Monument du Grand Couronné at the Côte de Géneviève, a former French artillery base, which offers several panoramic views over the battlefield.
by Pierre Grande Guerre 28 Aug, 2019
North of Pont-à-Mousson and south of Metz, we explore the relics of German bunkers and fortifications along the Franco-German 1871-1918 border. We start at Bouxières-sous-Froidmont to visit the nearby height of the Froidmont on the front line. This time we will show only a part of the Froidmont, focusing on its military significance.  From the Froidmont we continue via Longeville-lès-Cheminot and Sillegny to the “Forêt Domaniale de Sillegny” to explore some artillery ammunition bunkers. Next we continue to Marieulles for its three interesting bunkers and to Vezon for its line of ammunition depot bunkers. From Vezon we continue to the “Deutscher Kriegsgräberstätte Fey – Buch”. From Fey we go eastward, passing 6 bunkers near Coin-lès-Cuvry to finish our trip at the top construction of the “Feste Wagner” or “Fort Verny”, north of Verny.
by Pierre Grande Guerre 25 Aug, 2019

From Badonviller or the Col du Donon we continue north-eastward for a visit to an extraordinarily well restored sample of German fortifications:  the Feste Kaiser Wilhelm II, or Fort de Mutzig,  lying on a height, some 8 km. away from the 1871-1918 Franco-German Border.

by Pierre Grande Guerre 23 Aug, 2019
We concentrate on the German side of the front around "Markirch", Sainte Marie-aux-Mines, the so-called "Leber" front sector . We first pay a visit to the Sainte-Marie-aux-Mines Deutscher Soldatenfriedhof, and next to the southern side of the Col de Ste. Marie for the many interesting bunkers of the German positions at the Bernhardstein, at the north-eastern slopes of the Tête du Violu. On the next photo page about the Haut de Faîte we will continue with a visit to the northern side of the pass and the "Leber" sector.
More posts
Share by: